BIOT P3.3_Glucose homeostase

Glucose en DM
1 / 37
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 37 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Glucose en DM

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Verteringsstelsel

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Voedselvertering

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opname glucose uit voedsel
Via actief transport wordt oa glucose opgenomen in het darmlumen en uitgescheiden in de haarvaten van de  poortader die vervolgens naar de lever leidt of naar andere organen in het lichaam die energie nodig zijn

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Actief transport
  • kost energie
  • tegen het concentratieverval in
  • dmv carrier eiwitten = transport eiwitten
  • specifiek
  • ionen (Na+, K+, Mg2+, Ca2+), AZ, glucose, afvalstoffen 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Transport via carrier-eiwitten tegen de concentratiegradient in

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Verbranding van glucose
Als glucose de cel binnen komt ondergaat dit molecuul een aantal stappen zodat er energie uit vrijgemaakt kan worden:
  • glycolyse = glucose wordt omgezet in pyruvaat oiv een aantal enzymen 
  • citroenzuurcyclus = pyruvaat wordt vervolgens pmgezet in acetyl-CoA en in allerlei zuren
  • oxidatieve fosforylering (elektronentransportketen) = in de mitochondrien worden elektronen overgeheveld vanuit NADH/FADH naar H+. Hierbij komt de meeste ATP vrij

Slide 9 - Slide

Opgebouwd
uit lobben.
Exocriene klieren hebben elk
hun eigen afvoergang -
komen uit in de
alvleesklierbuis
Endocriene klieren secreteren hormonen in haarvaten
Pancreas als klier
Pancreas heeft exocriene en endocriene functies
Exocrien = afgifte van enzymen via een holte of buis naar het lumen van het verteringsstelsel (duodenum), bv pancreas, zweetklieren
Endocrien = directe afgifte van hormonen zoals insuline en glucagon aan het bloed, bv pancreas, hypofyse, schildklier
Pancreassap (exocrien)
Pancreassap (1,5 L/dag) bestaat uit:
- water
- mucus
- pancreas-amylase (p-amylase) -> dezelfde werking als s-amylase
- proteinasen -> deze breken polypeptideketens af tot dipeptiden en monopeptiden (= aminozuren)
- lipase -> aanwezige lipiden uit voeding worden afgebroken tot monoglyceriden en vetzuren (zie vorige slide)
- NaHCO3 -> alkalisch molecuul dat zorgt voor pH neutralisatie in het duodenum. De gevormde pH (pH 7-8) is optimaal voor de aanwezige enzymen in het duodenum. 
Eiwitvertering
De aanwezige proteinasen (eiwitsplitsende enzymen) trypsine en chymotrypsine en door de dunne darm aangemaakte aminopeptidase zetten polypeptidenketens om in dipeptiden en monopeptiden (= aminozuren).
De dipeptiden en aminozuren worden via het darmepitheel opgenomen in het bloed en getransporteerd naar de lever om vervolgens als bouwsteen te worden gebruikt bij de productie van eiwitten, zoals albumine en stollingsfactoren.
Vetvertering
De geemulsifeerde lipiden (door de galzure zouten) worden door lipase (in het pancreassap) afgebroken tot monoglyceriden en vetzuren die vervolgens worden opgenomen door het darmepitheel. De gevormde triglyceriden worden vervoerd naar de lever voor de prodcuie van lipoproteinen. 
Pancreassap (endocrien)
Eilandjes van Langerhans produceren hormonen:
- insuline
- glucagon
- somastatine (niet kennen)

Slide 10 - Slide

Opgebouwd
uit lobben.
Exocriene klieren hebben elk
hun eigen afvoergang -
komen uit in de
alvleesklierbuis
Endocriene klieren secreteren hormonen in haarvaten

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

2:30 endocrien
Eilandjes v.Langerhans
2% van totaal volume
  • alphacellen -> glucagon
  • betacellen -> insuline


20% van alle eilandjes van Langerhans zijn alfacellen
80% zijn betacellen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

1) hoe heet een te hoge glucoseconcentratie in bloed
2) hoe heet een te lage glucoseconcentratie in bloed
3) hoe heet de omzetting van glucose naar glycogeen?
4) hoe heet d omzetting van glycogeen naar glucose

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Insuline en diabetes
Glucose homeostase:
  • insuline stimuleert de vorming van glycogeen (lever/spieren)
  • insuline stimuleert opname van glucose in de cel via receptoren
      -> [glucose] daalt in het bloed

Een tekort of geen aanmaak of een ongevoeligheid voor insuline leidt tot hyperglykemie
Klinisch ziektebeeld = Diabetes mellitus




 

Hyperglykemie betekent een te hoge glucoseconcentratie in het bloed
Ervoor zorgen dat de glucoseconcentratie in het bloed binnen de grenzen blijft. 
Dit is in een nuchtere toestand 4,0-5,6 mmol/L en in een niet-nuchtere toestand 4,0-8,0 mmol/L.
Glucose wordt in lichaamscellen opgenomen (via binding van insuline aan receptoren), voornamelijk vetweefsel, darmweefsel en lever en spiercellen.
Het dient daar als:
1) opslag in de vorm van glycogeen (lage osmotische waarde)
2) brandstof -> energie  in de vorm van ATP via processen:
- glycolyse in cytoplasma (2 ATP)
- citroenzuurcyclus in mitochondrien (2 ATP)     
- elektronentransportketen in mitochondrien (32 ATP)
glycogenese

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Soorten diabetes
  • Type 1
  • Type 2

Niet behandeld:
  • Diabetes gravidarum (zwangerschapsdiabetes)
  • Neonatale diabetes
  • Diabetes insipidus

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Diabetes type 1
Specifieke immuuncellen (T-cellen) vernietigen de insuline-producerende cellen (betacellen), waardoor er een tekort aan insuline ontstaat.
Hierdoor is er geen opname van insuline door cellen, waardoor glucoseconcentratie in het bloed stijgt (hyperglykemie)
Cellen hebben wel energie nodig, dus gaan over op vetafbraak (lipolyse).
Afvalproducten zoals ketonen en zuren ontstaan hierbij = keto-acidose
(kernmerkend is een aceton-adem)

Diabetes type 2
Insulineproductie is op peil, maar de receptoren op de cellen reageren niet op insuline, waardoor glucose de cel niet in komt. Dit heet insuline-resistentie.
Hierdoor stijgt de glucoseconcentratie in het bloed = hyperglykemie.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Symptomen bij een hyperglykemie
  • veel urineren
  • veel dorst hebben en houden
  • vermoeid zijn 
  • plotselinge humeurigheid, snel boos worden
  • misselijk zijn of overgeven
  • algehele malaise

glucosurie, polyurie en polydipsie
Bij een [glucose] in bloed hoger dan 9-10 mmol/L, kunnen de niertubuli glucose niet voldoende resorberen (nierdrempel is 10 mmol/L) met als gevolg dat glucose in de urine komt = glucosurie
Stijgt de [glucose] nog verder dan scheiden de nieren ook water uit om de grote hoeveelheid glucose te verdunnen (osmotische waarde is hier van belang). Dit leidt tot polyurie (grote hoeveelheden urine)
Doordat water ook wordt uitgescheiden, moet dit ook weer worden aangevuld. Hier komt de dorst vandaan.
Bij ernstige uitdroging kan coma ontstaan.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Symptomen op lange termijn
Normale functioneren van lichaam is verstoord:
  • Verhoogde kans op infecties
  • Slechte wondgenezing (open been)
  • Oogafwijkingen (blindheid) = retinopathie
  • Nierafwijkingen = nefropathie
  • Vaatafwijkingen (hart- en vaatziekten = atherosclerose,
      necrose aan been)
  • Schade aan zenuwen = neuropathie

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Diagnose (pre)DM
--> besliswaarden door ADA/WHO

Ook tussenstadia = pre diabetes
  • impaired glucose tolerance (IGT)
  • impaired fasting glucose (IFG)

[Glucose] is niet zo hoog dat diagnose DM kan worden gesteld, maar wel hoger dan referentie waarde. Risico voor DM!

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Hypoglykemie
= te laag [glucose] in bloed. Oorzaken zie tabel 13.4

Bij:
patiënten DM type 1
Door:
  • verkeerde dosering insuline 
  • verminderde inname glucose en braken door ziekte. Let op! normale dosering insuline brengt [glucose] nog verder omlaag

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Symptomen bij een hypoglykemie
  • zweten
  • verwardheid
  • duizeligheid
  • plotseling wisselend humeur
  • ongeconcentreerd 
  • hoofdpijn
  • vermoeiheid
  • hongerig 

HYpoglykemie
Te lage [glucose] in het bloed door:
- lange tijd vasten
- veel sporten en weinig eten
- diabetes patienten type 1 die overgeven/weinig voedsel binnen krijgen
Indien zij dezelfde hoeveelheid insuline spuiten, brengen zij de [glucose] nog verder omlaag!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Diagnostiek DM
  1. Op basis van klachten
  2. Op basis van bloedsuikermetingen: minimaal 2x nuchter > 7.0 mmol/L
  3. Op basis van bloedonderzoek naar HbA1c (glucose in rode bloedcellen)
  4. Later ook onderzoek naar ogen en neuropathie


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Bloedafname voor glucosebepaling
Glucoseverbruik na afname (zie tabel 13.6!)
  • type bloedbuis belangrijk (NaF of citraat)
  • snel scheiden palsma - erytrocyten
       --> remmen glycolyse

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Glucosebepaling
Enzymatische methode
  • POCT
  • volbloed (bewerkelijk) of in plasma (voorkeur)
  • bloedgas-analyser -(bewerkelijk) -> indien weinig bloed kan worden afgenomen (neonaten)

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Glucoseregulatie bij DM patienten
Monitoren glucose concentratie:
  • meting [glucose] mbv thuismeter -> belang hh insuline
  • meting HbA1c 
       -> glucoseregulatie laatste 6-8 weken ervoor
       -> nu ook voor vaststellen DM
       -> bepaling via ionwisseling (HPLC) -> ratio HbA : HbA1c 
       -> bepaling mbv antilichamen (latexmethode) -> reactie met uitsluitend  
             HbA1c moleculen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Glycering
Binding van glucose aan het HbA ontstaat glycohemoglobine -> HbA1c

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

BSS = bloedsuikerspiegel
0

Slide 33 - Video

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

Auto-immuunziekte
Bij diabetes mellitus type 1 (DM1) maakt de alvleesklier (pancreas) geen insuline meer aan. Om onduidelijk redenen worden de cellen die de insuline maken, door het lichaam afgestoten. Door het tekort aan insuline kan er geen glucose vanuit het bloed in de weefsels worden opgenomen. Gevolg is dat de glucosewaarde in het bloed (bloedsuikerspiegel) stijgt waardoor klachten ontstaan (dorst, veel plassen). De enige manier om DM1 te behandelen is het spuiten van insuline.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Reactie op insuline
Diabetes mellitus type 2 is de meest voorkomende vorm van diabetes mellitus. Bij diabetes mellitus type 2 reageert het lichaam niet meer goed op het hormoon insuline. Eerst maakt het lichaam extra insuline aan, echter na verloop van tijd steeds minder. Het gevolg hiervan is dat de glucosewaarde (bloedsuiker) stijgt. Zo ontstaat diabetes mellitus. Naast erfelijke aanleg spelen ook de gevolgen van een ongezonde levensstijl een grote rol bij het ontstaan van dit type diabetes. Patiënten met DM2 hebben een verhoogd risico op hart-en vaatziekten; DM2 vaak gepaard gaat met een verhoogd cholesterol en hoge bloeddruk.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Behandeling
De aanpak van corrigeerbare (risico)factoren zoals voedingsgewoonten, lichaamsbeweging en overgewicht vormt het fundament van de behandeling (en het voorkomen) van DM2. Als dat onvoldoende effect heeft, wordt een behandeling gestart met tabletten en/of insuline.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions