Voorzetselvoorwerp: Werkwoord met een vaste voorzetsel.
vb: Ik wacht op mijn zus
Werkwoordelijk: het onderwerp doet iets
alle werkwoorden
De postbode heeft de brief bezorgd.
Naamwoordelijk: het onderwerp is iets
werkwoord(en) + bijvoeglijk/zelfstandig nmw
Koppel ww: zijn, worden, lijken, heten, blijven, blijken,
De postbode is aardig.