ACS/AOS1 periode 1 les 5 week 40

Les 5
- Je kunt vertellen wat je beroep is 
   en waar je werkt.
- Je kent de bijvoeglijk voornaamwoord aanpassen aan mannelijk of vrouwelijk
- Je kunt iemand vragen naar zijn 
   beroep en werk.
- Je kunt gegevens aanvullen op een formulier.
- Je kunt het werkwoord op -er en -ir vervoegen en gebruiken in een zin.




1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Les 5
- Je kunt vertellen wat je beroep is 
   en waar je werkt.
- Je kent de bijvoeglijk voornaamwoord aanpassen aan mannelijk of vrouwelijk
- Je kunt iemand vragen naar zijn 
   beroep en werk.
- Je kunt gegevens aanvullen op een formulier.
- Je kunt het werkwoord op -er en -ir vervoegen en gebruiken in een zin.




Slide 1 - Slide

Opdrachten week 40
Maken:
MP H2
WB p. 20, op. 7 , 
p, 22 op. 13, 14, 15
p.23 op. 16, 17
p. 26 Test
Leren:
woordenlijst H2



 

Slide 2 - Slide

MP WB p.20, op. 8
Luister naar de getallen en teken daar het lijntje naar toe. Wat verschijnt er?


Slide 3 - Slide

MP WB p. 21, op. 11
Meneer  Reverte  gaat op zakenreis naar Amsterdam. Zijn secretaresse  heeft  de reis geboekt. Luister en vul de gegevens in.

Slide 4 - Slide

MP TB p. 22
6 Profesiones con futuro
a Welke foto hoort bij welk beroep?
b Besprek met de klas in welke beroepen talen belangrijk zijn
c Bekijk de woorden in het schema. Kan je nog een beroep in elke categorie toevoegen?
e Vraag die anderen wat voor werk of welke studie ze doen.

Slide 5 - Slide

MP TB p. 24
9. Una joven profesional
a. Ana vertelt over haar stage bij een hotel.
Lees de tekst en vul de ontbrekende gegevens in onder de foto.
b. Markeer in de tekst alle activiteiten van Ana. Welke werkswoordvormen ken je al?

Slide 6 - Slide

Verbos -AR-ER -IR

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

MP TB p. 24, 9
d. Schrijf aan de hand van de informatie vier zinnen over de tekst: twee zinnen die waar zijn, en twee zinnen die niet waar zijn.

e. In drietallen. Lees je zinnen voor, de andere moeten zeggen of de zinnen waar of niet waar zijn en corrigeren de onjuiste informatie.


Slide 9 - Slide

MP TB p.25, op. 10a
Een nieuwe medewerker van een hotel wordt aan zijn collega voorgesteld. Luister naar het gesprek en verbind de namen met de juiste afdeling en functie.


Slide 10 - Slide

MP TB p. 25,op. 10b
Kruis aan wie welke taken heeft  en maak zinnen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide