klas 3h (23-04-20)

Guten Tag 3h
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Guten Tag 3h

Slide 1 - Slide

Wie geht's

Gibt es Fragen? Immer mailen!
Aktuelle Information

Dienstag 5. Mai keine Unterrichtsstunde. 
Donnerstag 7. Mai wieder eine Unterrichtsstunde in Teams


Slide 2 - Slide

Hausaufgaben für heute
Vandaag moeten jullie af hebben:

Instructieles 1e, 3e en 4e naamval  =  Spickzettel Spick-O-Thek

Schritt 14
- Aufgabe 3 Vokabeln (Quizlet meneer Douma)
- 7, 9, 10 en 11 (lesen, redemittel, hören)


 

Slide 3 - Slide

Lernziele
Heute könnt/wisst ihr:

  • Grammatik kurze Wiederholung Spickzettel
  • Personalpronomen (persoonlijkevoornaamwoorden, S15)
  • substantiviertes Personalpronomen

Slide 4 - Slide

Aufgabe 4
Aufgabe 5

Slide 5 - Slide

der-Gruppe en ein-Gruppe
Het is heel belangrijk bij de vervoeging dat je de der-Gruppe en ein-Gruppe tabellen uit je hoofd kent.

Verder is het belangrijk dat je kunt ontleden. En de voorzetsels uit je hoofd leertdie bij de naamvallen horen.

Slide 6 - Slide

m
v
o
mv
1
der Mann
die Frau
das Haus
die Freunde
3
dem Mann
der Frau
dem Haus
den Freunden
4
den Mann
die Frau
das Haus
die Freunde
v
o
mv
1
ein Mann
eine Frau
ein Haus
keine Freunde
3
einem Mann
einer Frau
einem Haus
keinen Freunden
4
einen Mann
eine Frau
ein Haus
keine Freunde

Slide 7 - Slide

Eerste naamval: nominativ
Is altijd het onderwerp in de zin. 

Ein Bär läuft durch den Wald

Der Mann schießt in der Verlängerung ein Tor.

Slide 8 - Slide

Genitiv: 2e naamval
Hoeven jullie niet kennen, wel handig om te weten.

Tweede naamal, geeft een bezit of een verband aan.

Das ist der Wagen des Chefs.
Das ist das Haus meines Vaters.



Slide 9 - Slide

Dativ: 3e naamval
De derde naamval is altijd het meewerkend voorwerp.

Peter heeft iets aan de leraar gegeven =
Peter hat dem Lehrer etwas gegeben

De auto is van de man =
Das Auto gehört dem Mann

Slide 10 - Slide

Dativ: 3e naamval
De Dativ komt ook voor in combinatie met voorzetsels.

leervolgorde:
mit, nach, bei, seit, von, zu, aus, außer, entgegen, gegenüber

Er kam mit einem Bot. 
Sie wohn bei ihren Eltern.
 

Slide 11 - Slide

Akkusativ: 4e naamval
De vierde naamval heeft altijd een lijdend voorwerp

Das Mädchen sucht ihren Bruder.

Ich kenne den Mann nicht.

Slide 12 - Slide

Akkusativ: 4e naamval
Sommige voorzetsels hebben de vierde naamval
leervolgorde
durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang

Er fährt bis das nächste Dorf
Seid ihr durch den Tunnel gefahren?
Das ist für deinen Bruder.

Slide 13 - Slide

voorzetsels 3e/4e naamval
Er zijn ook 9 voorzetsels met een derde of vierde naamval

leervolgorde

in, an, unter, hinter, neben, zwischen, vor (eerste 7)
en 
auf en über (laatste 2)

Slide 14 - Slide

voorzetsels 3e/4e naamval 
beweging = 3e naamval
zich bevinden = 4e naamval

kan dat niet, dan de 7/2 regel toepassen

Slide 15 - Slide

Oefening
1. Ich habe .................(mijn) Eltern gesagt was passiert war. 
2. .............. (deze) Käfig ist wirklich sehr schön. 
3. Ich habe seit ............ Jahr ..............Kaninchen.
4. Er fährt bis ......Stadt und dann fährt er Morgen weiter.  
5. Wir haben sofort ................Tierartzt besucht.
6. Er stellte sein...... Fahrrad gegen....... Wand.

Slide 16 - Slide

Antwoorden
  1. Ich habe meinen (mv, mwv, +3) Eltern gesagt was passiert war.
2. Dieser (sein, +1) Käfig ist wirklich sehr schön.
3. Ich habe seit einem (vz, +3) Jahr ein (lv, +4) Kaninchen.
4. Er fährt bis der (vz, +3) Stadt und dann fährt er Morgen weiter.
5. Wir haben sofort einen (lv, +4)Tierartzt besucht.
6. Er stellte sein (lv, +4) Fahrrad gegen die (vz +4) Wand.

Slide 17 - Slide

Hör-, Lesefertigkeit: Aufgabe 7, 9, 10, 11
Leer de Redemittel en Vokabelliste 

Slide 18 - Slide

Hör-, Lesefertigkeit: Aufgabe 7, 9, 10, 11
Leer de Redemittel en Vokabelliste

Slide 19 - Slide

Schritt 15
Personalpronomen
geven personen aan zonder ze bij naam te noemen

In het Duits in de 1e, 3e en 4e naamval

Ontleden óf letten op de voorzetsels met 3e of de 4e óf de 3e/4e naamval
Zie ook het schema in de methode

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Voorbeelden
Bij ontleden
Wann hast du mich (mij, +4, lijdend voorwerp) gesehen? Ich habe dich (jou, +4, lijdend voorwerp) gestern gesehen. 

Bij voorzetsels
Er hat es zu mir (zu, voorzetsel +3 )gesagt, und dann habe ich mich um sie gekümmert. 


Slide 22 - Slide

Oefening
Vul de persoonlijke voornaamwoorden in.
1. Gehört diese Hund .......(jou)?
2. Kümmerst du dich um .......(haar)?
3. Sollen wir ........(jullie) nach Hause fahren?
4. Diskutiert sie oft mit ..............(hen)?
5. Kennen wir ..............(u)? Ja ihr kennt ...............(mij)? 
6. Was hatten wir mit..............(jullie) zu tun?

Slide 23 - Slide

Antwoorden
  1. Gehört diese Hund dir?
2. Kümmerst du dich um sie?
3. Sollen wir euch nach Hause fahren?
4. Diskutiert sie oft mit ihnen?
5. Kennen wir Sie? Ja ihr kennt mich?
6. Was hatten wir mit euch  zu tun?

Slide 24 - Slide

Vervangen van een zelfstandig naamwoord door een persoonlijk voornaamwoord
Een zelfstandig naamwoord kan door een persoonlijk voornaamwoord worden vervangen.

Elk zelfstandig naamwoord heeft een geslacht en op basis daarvan wordt het persoonlijk voornaamwoord gebaseerd:
das Pferd (o) wordt es
der Wellensettich (m) wordt er
die Maus wordt sie

Slide 25 - Slide

Voorbeelden
Das Pferd ist groß. Es ist groß.

Das Mädchen ist klein. Sie ist klein.

Der Jungen ist start. Er ist stark.

Slide 26 - Slide

Oefening
Maak nu onderstaande oefening

1. Pflegt ihr eure Hunde gut. Na klar, wir pflegen .....gut.
2. Was gibst du deiner Maus. Ich gebe .......Käse und Brot.
3. Wie hast du dein Meerschweinchen genannt? Ich habe .....Nero genannt.
4. Wann käufst du eine Schildkröte? Ich habe ........schon gekauft.
5. Liebst du dein Pferd? Ja ich liebe ........... 

Slide 27 - Slide

Antwoorden
Maak nu onderstaande oefening 

1. Pflegt ihr eure Hunde gut. Na klar, wir pflegen sie gut.
2. Was gibst du deiner Maus. Ich gebe ihr Käse und Brot.
3. Wie hast du dein Meerschweinchen genannt? Ich habe es Nero genannt.
4. Wann käufst du eine Schildkröte? Ich habe sie schon gekauft.
5. Liebst du dein Pferd? Ja ich liebe es. 

Slide 28 - Slide

Wiederholung Lernziele
Jetzt könnt/wisst ihr:

Grammatik kurze Wiederholung Spickzettel
Personalpronomen (persoonlijkevoornaamwoorden, S15)
substantiviertes Personalpronomen

Slide 29 - Slide

Hausaufgaben
Luistervaardigheid-opdracht in magister "Spargel-Ernte in Krisenzeit

én

Schritt 15
Oefening 2A und B, 3, 4, 5 

Slide 30 - Slide

wichtig

Dienstag 5. Mai keine Unterrichtsstunde.

Donnerstag 7. Mai wieder eine Unterrichtsstunde in Teams

Slide 31 - Slide

Gibt es noch Fragen
Ende der Unterrichtsstunde


Auf Wiedersehen!!!!

Slide 32 - Slide