1. 6.4 + 6.5 Zuurbase reacties + pH

1 / 33
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Things to do today
Waar gaan we heen

Zuur & basen 

pH

En nu...




Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Ga naar socrative.com

Kies: student login

Geef de klascode: SCHEIKUNDE103

Vul je naam in en GO
Socrative
timer
1:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Na deze les ken je de termen en kun je ze in de juiste context gebruiken:
Zuurgraad (pH), pH= -log[H+], pOH = - log [OH-],
pH + pOH = 14,00 (bij 298K), 
[H+] = 10-pH , [OH-] = 10-pOH



Na deze les kun je
berekeningen maken met logaritmen met grondtal 10 in relatie tot pH en pOH.


Lesdoelen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Kernpunten
De pH−schaal is een logaritmische schaal. De pH daalt met één als de [H+] tien maal zo groot wordt.


Voor een zure oplossing geldt: 
 pH = −log [H+] en [H+] = 10−pH


Voor een basische oplossing geldt: 
 pOH = −log [OH−] en [OH−] = 10−pOH

pH + pOH = 14,00 (bij 25 °C) 


Significantie: bij de pH en de pOH is het aantal cijfers achter de komma gelijk aan het aantal significante cijfers in [H+] en [OH].

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Zuurbase reacties

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Kan een H+ opnemen








Basische oplossing

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Leg uit of deze reactie een zuurbase reactie .

2 H2 + O2 -> 2 H2O

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Leg uit of deze reactie een zuurbase reactie is.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Zuurbase reacties
  • Een zuur en een base reageren altijd samen.
  • Hierbij worden één of meerdere H+ ionen overgedragen van zuur naar base.

Voorbeeld: 6 HF (aq) + Fe2O3 (aq) -> 6 F- (aq) + 2 Fe3+ (aq) + 3 H2O (l)
  • HF is een zuur: staat een H+ af waarbij F- overblijft.
  • Fe2O3 bevat O2- ionen, die reageren als  base: neemt H+ op waarbij water ontstaat.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

  • BaO is een zout, wat bestaat uit Ba2+ en O2- ionen.
  • O2- is een sterke base.
  • O2- neemt H+ op van H2O, waarbij OH- ontstaat.

  • H2O kan zowel als zuur en als base reageren.
  • In dit geval reageert het als zuur: hij staat een H+ af, waarbij OH- overblijft.

Hoe zit dat dan?

Slide 15 - Slide

Ik voeg Fe3+ toe
Het evenwicht wil voorkomen dat de concentratie Fe3+ omhoog gaat dus...... 

Stappenplan zuurbase reacties
Stap 1: Schrijf op welke deeltjes aanwezig zijn.
  • Sterk zuur: noteer H+ en negatieve ion los (H+ + Z-)*

  • Bij zouten (basen): is het aanwezig als vaste stof of als oplossing? In het geval van een oplossing, noteer je de losse ionen.



* HZ is de algemene notatie van een zuur

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan zuurbase reacties
Stap 2: Zoek het zuur en de base
  • Welke deeltje kan H+ opnemen (base) en welk deeltje kan een H+ afstaan?

Stap 3: Geef de reactievergelijking
  • Let op meerwaardige zuren/basen (kan meer dan 1 H+ opnemen (base) of afstaan (zuur)).


    Slide 17 - Slide

    This item has no instructions

    Stappenplan zuurbase reacties
    Stap 2: Zoek het sterkste zuur en de sterkste base
    • Gebruik Binas 49
    • Let op, vaste zouten staan niet in Binas 49! Check het negatieve ion (wat zal ontstaan na oplossen).

    Stap 3: Geef de reactievergelijking
    • Let op meerwaardige zuren/basen (kan meer dan 1 H+ opnemen (base) of afstaan (zuur)).
    • Twee instabiele zuren: koolzuur (H2CO3) en zwaveligzuur (H2SO3) -> valt uiteen in CO2/SO2 en H2O


      Slide 18 - Slide

      This item has no instructions

      Voorbeeld 1: zoutzuur + natronloog
      1. Deeltjes: H+, Cl-, Na+, OH-, H2O,
      2. zoutzuur =  zuur; natronloog = oplossing van natriumhydroxide in water, dus losse ionen
      3. Zuur: H+, Base: OH-
      4. Reactievergelijking: H+ + OH- -> H2O

      Slide 19 - Slide

      This item has no instructions

      Voorbeeld 2: azijnzuur + kaliloog
      • Deeltjes: CH3COOH, K+, OH-, H2O
      • azijnzuur = zuur ; kaliloog = oplossing van kaliumhydroxide in water, dus losse ionen)
      • Reactievergelijking: CH3COOH + OH- -> CH3COO- + H2O
      • Reactievergelijking: K+ + CH3COOH + OH- -> CH3COO- + H2O + K+

      Slide 20 - Slide

      This item has no instructions

      Voorbeeld 3: zwavelzuur + kaliumoxide
      • Deeltjes: (2) H+, SO42-, K2O
      • zwavelzuur = zuur ; kaliumoxide = vast zout, dus volledige formule zout (zie BINAS)
      • Zuur: H+, base: O2- in K2O
      • Reactievergelijking: 
      • oplossen: K2O -> 2 K+ + O2-
      • zuur-base: 2 H+ + O2- -> H2O
      • totaal: K2O + 2 H+ -> 2 K+ + H2O

      Slide 21 - Slide

      This item has no instructions

      Geef de reactievergelijking van azijnzuur + kaliloog (KOH)

      Slide 22 - Open question

      This item has no instructions

      Geef de ionisatievergelijking voor salpeterzuur



      Geef de ionisatievergelijking voor waterstofjodide
      HNO3
      HI
      H+
      NO3-
      I-
      Cl-
      HCl
      H+

      Slide 23 - Drag question

      This item has no instructions

      Koppel het zuur-base paar
      HCOOH
      HCl
      HCr(O4)
      H2Br(O3)
      HS
      CH3COO
      Cl-
      H3BrO3
      HCOO-
      (CrO4)2-
      (HBrO3)2-
      H2S
      S2-
      CH3COOH

      Slide 24 - Drag question

      This item has no instructions

      pH berekenen

      Slide 25 - Slide

      This item has no instructions

      pH rekenen bij zuren
      • De pH van een zure oplossing is afhankelijk van de concentratie H+ ionen, [H+].
      • Logaritmische schaal
      • Formules in Binas 38A (er staat H3O+ i.p.v. H+)
      pH = -log[H+]
      [H+]=10-pH

      Slide 26 - Slide

      This item has no instructions

      Voorbeeld 1
      Een monster regenwater bevat 5,2*10-4 mol H+ per liter. Bereken de pH.

      Antwoord:
      • [H+] = 5,2*10-4 mol/L
      • pH = -log[H+] = -log (5,2*10-4) = 3,28
      • ([H+] in 2 sig. cijfers, dus pH met 2 decimalen)

      Slide 27 - Slide

      This item has no instructions

      Voorbeeld 2
      De pH van maagzuur is 1,90. Bereken [H+].

      Antwoord:
      • [H+] = 10-pH = 10-1,90 = 1,3*10-2 M
      • (pH heeft 2 decimalen, dus [H+] geven in 2 sig. cijfers)

      Slide 28 - Slide

      This item has no instructions

      Slide 29 - Slide

      This item has no instructions

      pH rekenen bij basen
      • De pH van een basische oplossing is afhankelijk van de concentratie OHionen, [OH-].
      • We gebruiken hierbij de pOH als tussenstap. 
      • pH + pOH = 14,00 (leer deze formule uit je hoofd!)
      • Formules in Binas 38A:
      pOH = -log[OH-]
      [OH-]=10-pOH

      Slide 30 - Slide

      This item has no instructions

      Bereken de pH voor 0,13M HCl
      A
      0,87
      B
      0,88
      C
      0,89
      D
      1,88

      Slide 31 - Quiz

      This item has no instructions

      Huiswerk voor 3 juni

      Zorg dat je bij bent met heel H6

      Lezen en samenvatten voor jezelf      
      • paragraaf 6.5 

      maken opgaven:

      • paragraaf 6.5: 

      Slide 32 - Slide

      Vragen: 2 lln. interviewen over misconcepten. Wie heeft 30 minuten tijd hiervoor.

      Slide 33 - Slide

      This item has no instructions