grammatica zn, lw en bn

Programma lesuur 1

1) Bespreken huiswerk/vragen?
2) woordweb met bn's
3)  Theorie bijvoeglijk naamwoord (bn)
4) Oefeningen
5) Opdracht maken en bespreken


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma lesuur 1

1) Bespreken huiswerk/vragen?
2) woordweb met bn's
3)  Theorie bijvoeglijk naamwoord (bn)
4) Oefeningen
5) Opdracht maken en bespreken


Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je kent het zelfstandig naamwoord, het onbepaald en het bepaald lidwoord en het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Slide

Vragen over opdracht 1 t/m 3 (blz. 31)

Slide 3 - Slide

Het zelfstandig naamwoord (ZN)
Dit is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Ook eigennamen (bijv. Joris, Ajax, Rijn, Utrecht) zijn zelfstandige naamwoorden.
Vaak heeft een zelfstandig naamwoord een meervoudsvorm en je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
Meestal kun je er 'de', 'het' of 'een' (een lidwoord) voorzetten.

Slide 4 - Slide

Het lidwoord 
Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een
De en het zijn bepaalde lidwoorden (blw): (de jongen: je weet om wie het gaat!)
een is een onbepaald lidwoord (olw): een jongen (welke jongen???)

Let op: 
  • als je 'een' uitspreekt als 1, dan is het geen lidwoord 
  •  als 'het' niet bij een zelfstandig naamwoord hoort, dan is het geen lidwoord.

Slide 5 - Slide

Bespreken opdracht 4, blz. 31
  • 1 Een (x) van jullie heeft het (blw) laatste stuk taart opgegeten.
  • 2 Tijdens een (x) van zijn reizen kocht Marc een (olw) prachtig, handgemaakt souvenir.
  • 3 Ik wist niet dat het (x) zou gaan stormen vannacht.
  • 4 Het (x) is een (olw) goed plan om alvast vooruit te werken.
  • 5 Helaas was het (x) afgelopen zaterdag erg regenachtig.
  • 6 Het (blw) mooiste verhaal zal mevrouw Landa nog een (olw) keer vertellen.

Slide 6 - Slide

Dit is een ... eend.

Slide 7 - Mind map

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord en het kan ervoor of erachter staan. (De rode auto/ de auto is rood).
  • Het bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte (mooi) en lange (mooie) vorm en kent (meestal) de trappen van vergelijking (mooi - mooier - mooist).
  • Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar 1 vorm en eindigt vaak op '-en'. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord! (de gouden ring)
  • Het bijvoeglijk naamwoord kan gemaakt zijn van een werkwoord (een verloren wedstrijd, een lachend kind)

Slide 8 - Slide


De HOUTEN kast
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 9 - Quiz


HET is mooi weer.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 10 - Quiz


Het is MOOI weer.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 11 - Quiz


Het is mooi WEER.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 12 - Quiz


HET kleine meisje is gelukkig.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 13 - Quiz


Het kleine meisje is GELUKKIG.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 14 - Quiz


De GEBRADEN kip.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 15 - Quiz

Maak opdracht 1 op blz. 60 van Grammatica woordsoorten H2
Je krijgt hiervoor 7 minuten en daarna bespreken we de opdracht.

Klaar? Maak dan de rest van de opdrachten online!
timer
7:00

Slide 16 - Slide

Nu maken:
Maak de digitale opdrachten van Grammatica woordsoorten H2 > bijvoeglijke naamwoorden
tot en met opdracht 4 
We gaan deze het tweede lesuur bespreken!

Slide 17 - Slide