Voorzetsels

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Voorzetsels

De bal zit in de doos.

De bal ligt op de doos.

De bal ligt onder de doos.

De bal ligt achter de doos.

De bal ligt voor de doos.

De bal hangt boven de doos.

De bal hangt boven de doos.

De bal ligt beneden.

De bal ligt tussen de dozen.

De bal ligt naast de doos.

Oefenen!

Neem allemaal een pen, een boekentas, 

een blad en een potlood.

Leg de pen voor het blad.

Hou het potlood boven de pen.

Leg het blad tussen de pen en het potlood.

Ga op de stoel staan.

Leg de pen naast de tafel.

Leg het potlood in je boekentas.

Ga voor de tafel staan.

Er hangt een gordijn voor het raam.

1. Ja
2. Nee

Er ligt een geel tapijt op de grond.

1. Ja
2. Nee

De televisie hangt aan de muur.

1. Ja
2. Nee

Er ligt een kussen voor de bank.

1. Ja
2. Nee

Er staat een tafel in de kamer.

1. Ja
2. Nee

Er hangt een schilderij aan de muur.

1. Ja
2. Nee

WAAR IS HET MONSTER?

Het monster staat ... de doos.

Het monster staat ... de doos.

Het monster gaat ... de doos.

Het monster staat ... de dozen.

Het monster loopt ... de doos.