This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
4.3 Kan het sneller en beter?
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Terugblik op 4.2.
Uitleg en instructie 4.3
Huiswerk voor vandaag
Aan de slag!
Slide 2 - Slide
Even terugblikken op de vorige les
Noem de 3 productiesectoren.
Noem de 4 productiefactoren.
Het kopen van kapitaalgoederen noem je ......
Bedrijven die dezelfde soort producten maken noem je elkaars ....
Winst = ........ - ..........
Als je langere tijd verlies lijdt en je schulden niet meer kunt betalen, ga je ......
Slide 3 - Slide
Weet je nog?
Winst = Opbrengst - Kosten
Wat zijn concurrenten?
Slide 4 - Slide
Leerdoelen
Na afloop van deze les:
kan je uitleggen wat technologische ontwikkelingenzijn.
ken je het verschil tussen mechanisatie en automatisering
kan je uitleggen wat arbeidsproductiviteit is
kunt je de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen.
Slide 5 - Slide
Technologische ontwikkelingen
nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Mechanisatie
Aanleg Birma Railroad (1942)
Aanleg Betuwelijn (2005)
machines nemen het zware werk van mensen over of maken het lichter
Slide 8 - Slide
Automatisering
Typemachine
Laptop
computer(programma's) sturen de productie aan
Slide 9 - Slide
Arbeidsproductiviteit
De gemiddelde productie per werknemer in een bepaalde tijd.
Hoe hoger deze arbeidsproductiviteit, hoe lager de kostprijs van het product.
Slide 10 - Slide
Voorbeeld
Een schoenmaker kon 20 paar schoenen maken op een dag. Hij koopt een nieuwe machine, waardoor hij nu 35 paar schoenen kan maken op een dag. Zijn arbeidsproductiviteit is dus met 15 paar schoenen per dag gestegen.
Slide 11 - Slide
Afschrijving
Machines slijten, er komen moderne machines , waardoor de machine die jij hebt minder waard wordt.
Deze waardevermindering van een kapitaalgoed (bijvoorbeeld de machine van de schoenmaker) noem je afschrijvingen.
Ieder jaar schrijf je een gedeelte van de waarde af.
Slide 12 - Slide
Afschrijving berekenen
Afschrijving per jaar = aanschafprijs ÷ aantal gebruiksjaren
Voorbeeld:
Noa koopt voor € 35.100 een nieuwe bedrijfsauto.
De auto gaat negen jaar mee.
Per jaar is de afschrijving € 35.100 ÷ 9 = € 3.900
Slide 13 - Slide
Even terugblikken op de vorige les
Noem de 4 productiefactoren.
Noem 2 technologische ontwikkelingen die het werk anders hebben gemaakt.
De gemiddelde productie per werknemer in een bepaalde tijd noemen we ....
........... = aanschafprijs : aantal gebruiksjaren