afsluiting kleding

31 oktober
Dictee                          lezen in groepen
tegenstellingen oefenen
kleding beschrijven
toets thema 4
oefenen Quizlet 5.8   tegenstellingen   5.7/5.9
filmpje
leesteksten oefenen



1 / 43
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

31 oktober
Dictee                          lezen in groepen
tegenstellingen oefenen
kleding beschrijven
toets thema 4
oefenen Quizlet 5.8   tegenstellingen   5.7/5.9
filmpje
leesteksten oefenen



Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

Deze schoenen zijn niet oud, maar . . .
Dit badpak is niet droog, maar . . . . . . . 
Deze broek is niet schoon, maar . . . . . 
Deze muts is niet te groot, maar te . . .
Deze veter is niet vast, maar . . . . . . . . . 
Deze jas is niet dik, maar . . . . . . . . . . . . .
Deze tas is niet vol, maar . . . . . . . . . . . . 
Deze zwembroek is niet nat, maar . . . 
Deze rits is niet open, maar . . . . . . . . .
Deze trui is niet warm, maar...........
  1. vies
  2. dun 
  3. koud
  4. nat
  5. leeg
  6. klein
  7. nieuw
  8. los
  9. dicht
  10. droog

Slide 3 - Slide

Wat draag je?
Ik draag een gestreept T-shirt
Ik draag een gouden ketting
Ik draag een wijde rok
ik draag een bruine riem
ik draag een witte blouse 

Slide 4 - Slide

de sandaal
Ik draag bruine sandalen
de bikini
Zij heeft een bikini aan 

Slide 5 - Slide

De veter is los
De laars
Hij draagt laarzen in de regen

Slide 6 - Slide

de zwembroek 
het zwempak

Slide 7 - Slide

de handschoen
de want

Slide 8 - Slide

Past het?
Nee, de mouwen zijn te lang
Nee, de pijpen zijn te kort 

Slide 9 - Slide

de slippers
Hij trekt de slippers aan. 
de sjaal
Zij doet de sjaal om.

Slide 10 - Slide

de muts
de hoed

Slide 11 - Slide

het overhemd 
de blouse
de bloes

Slide 12 - Slide

Kan ik even passen?
de pashokjes
de paskamers

Slide 13 - Slide

in de kledingwinkel
Mag ik wat vragen? Waar kan ik de ................................vinden?
Daar hangen ze, rechts
Welke maat heeft u?
Ik heb maat 42
Welke kleur zoekt u?
Ik vind blauw mooi.
Wilt u deze even passen?

Slide 14 - Slide

Wat moet ik aan?
het past goed                                              het jeukt
het past niet goed                                     het is stom
het is te klein
het zit niet lekker/fijn
het zit te strak
het is te groot
het is niet leuk

Slide 15 - Slide

Kan ik het ruilen?
uitverkocht
geld terug krijgen
ik heb het bonnetje bewaard
stof 
krimpen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

vragen bij luistertekst
  1. Heeft Mia een nieuwe jurk?
  2. Doet Mama haar jas aan?
  3. Is Katja helemaal bruin?
  4. Pakt Max een broek uit de kast?
  5. Moet Katja in bad?
  6. Doet Max de jurk in de wasmachine?
  7. Heeft Mia oude kleren aangetrokken?

Slide 18 - Slide

Katja
mama
Mia
max

Slide 19 - Slide


A
de knoop
B
de tris
C
de rits
D
de tris

Slide 20 - Quiz


A
de zwarte veter
B
de zwarte riem
C
het zwarte touw
D
de zwarte schoen

Slide 21 - Quiz


A
de winkel
B
de paskamers
C
de pashokjes
D
de bashokjes

Slide 22 - Quiz

De jongen heeft een jas aan.

Het is .............jas
A
mijn
B
haar
C
hun
D
zijn

Slide 23 - Quiz

Zij trekt ..................trui aan.
A
haar
B
onze
C
mijn
D
jouw

Slide 24 - Quiz


A
de nald
B
de naald
C
de naalt
D
het naald

Slide 25 - Quiz


A
de bloem
B
de katoen
C
de wol
D
de stof

Slide 26 - Quiz


A
de wol
B
de kleding
C
de naald
D
de stof

Slide 27 - Quiz

Wat is dit?

Slide 28 - Open question

niet nieuw maar ..........

Slide 29 - Open question


A
de zwarte veter
B
de zwarte riem
C
het zwarte touw
D
de zwarte schoen

Slide 30 - Quiz

niet dicht maar .........

Slide 31 - Open question

niet leeg maar ................

Slide 32 - Open question

niet droog maar .....
A
hoog
B
laag
C
vies
D
nat

Slide 33 - Quiz

niet warm maar..
A
kout
B
kaud
C
koud
D
kaut

Slide 34 - Quiz


A
de pet
B
de muts
C
de must
D
de hoed

Slide 35 - Quiz


A
het badpak
B
de zwembroek
C
de slippers
D
de bikini

Slide 36 - Quiz


A
de blous
B
de jurk
C
de rok
D
de blouse

Slide 37 - Quiz

tekst 1
In het gras lopen drieëntwintig mannen. Zij spelen met een bal. Elf personen dragen blauwe kleren. Elf andere mensen hebben oranje kleren aan. Eén man loopt in een zwart T-shirt en in een korte zwarte broek. Deze man heeft een fluitje in zijn hand. Soms blaast hij op zijn fluit. Dan stopt iedereen met het spel. Maar daarna gaan de drieëntwintig mannen weer spelen met de bal. Veel mensen kijken naar het spel. Dit spel heet voetbal. 

Slide 38 - Slide

vragen bij de tekst
1) Hoeveel mannen lopen in blauwe kleren? 
a. 23  
b. 11
c. 1
2) Wat is de naam van dit spel? 
 a. Oranje  
b. Zwart
c. Blauw
d. Voetbal 

Slide 39 - Slide

veranderen
klok verzetten

Slide 40 - Slide

de lampen
bedacht
bedenken

Slide 41 - Slide

het voordeel
het nadeel

Slide 42 - Slide

van slag zijn
ongeluk
ongelukken

Slide 43 - Slide