Herhaling H3

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Als je de concentratie verhoogt,
wordt de reactiesnelheid...?

1. groter
2. kleiner
3. blijft gelijk

Als je de deeltjes van een stof fijner maakt, wordt de reactiesnelheid...?

1. groter
2. kleiner
3. blijft gelijk

Als je de temperatuur verlaagt,
wordt de reactiesnelheid...?

1. groter
2. kleiner
3. blijft gelijk

Vul de juiste coefficient in:
2 S + ... O2 --> 2 SO3

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Bereken de molecuulmassa van CH3COOH

1. 29.02 u
2. 45.19 u
3. 59.04 u
4. 60.05 u

1,7 g ammoniak reageert met 3,6 g zoutzuur tot ammoniachloride. Hoeveel gram ammoniachloride ontstaat er?

1. 1,9
2. 2,11
3. 5,3
4. 6,12

1,7 g ammoniak reageert met 3,6 g zoutzuur.
Hebben we niet 1,7 gram NH3(g) maar 6,8 gram NH3(g), hoeveel zoutzuur hebben we dan nodig?

1. 0,25
2. 0,9
3. 4
4. 14,4

Waterstofgas en zuurstofgas reageren in de verhouding 1,0:8,1. Als product ontstaat water.
Mr. Hendriks laat 33,7 g waterstofgas reageren met zuurstofgas.
Hoeveel g water ontstaat er?

1. 33,7
2. 272,97
3. 140,21
4. 306,67

Magnesium en zuurstof reageren met elkaar in een massaverhouding van 3:2.
Je laat 12 gram magnesium reageren met 9 gram zuurstof. Welke stof is dan in overmaat aanwezig?

1. Magnesium
2. Zuurstof

3 g magnesium reageert met precies 2 g zuurstof tot magnesiumoxide. Men laat nu 36 g magnesium reageren met 24 g zuurstof. Wat blijft er na deze reactie over?

1. magnesium
2. zuurstof
3. magnesium en zuurstof
4. geen van beide