H3: afmaken verhaal Off Piste + theorie | hw = Gram. H3: 9 en 11

- Afmaken verhaal Off Piste
- Theorie koppelen aan het verhaal
- Hw = Gram. H3:  9 en 11



1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Afmaken verhaal Off Piste
- Theorie koppelen aan het verhaal
- Hw = Gram. H3:  9 en 11



Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Fictie H3: 
- Je kunt hoofd - en bijpersonen aanwijzen in een verhaal.
- Je kunt ze beschrijven (karakter en kenmerken).
- Je kunt de relatie tussen personages beschrijven.

Gram. H3:
- Je kunt de persoonsvorm vinden in een zin.
- Je kunt de zinsdelen benoemen: werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp.

Slide 2 - Slide






Leesboekfragment
Off-Piste van Corine Koolstra

Slide 3 - Slide

Vragen bij Off-piste

1 Wie is de hoofdpersoon / wie zijn de hoofdpersonen?

2 Beschrijf zijn / hun uiterlijk.

3 Kies per persoon drie karaktereigenschappen (blz. 114).

4 Beschrijf zijn/ hun kenmerken (leeftijd, gezondheid, arm/rijk).

5 Wat is de relatie tussen de jongens (tegenstander/helper)?

6 Wat is de relatie tussen de jongens en de leraar (tegenstander/helper)?

Slide 4 - Slide

Noteer de zinsdelen onder elkaar en zeg hoe je ze kunt noemen:
pv - ond - wwg - lv

Slide 5 - Open question

Herhalen pv, wwg, ond en lv

Persoonsvorm:

De tijd- of getalproef uitvoeren (geen vraagzin!)

Werkwoordelijk gezegde: 

Alle werkwoorden in de zin (+ te + aan het + splitswerkwoorden) - ook de pv

Onderwerp

Wie / wat + werkwoordelijk gezegde?

Lijdend voorwerp:

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?


Slide 6 - Slide

Hoe werkte het ook alweer?
  • De scheidsrechter heeft een rode kaart gegeven.
  • De scheidsrechter | heeft| een rode kaart | gegeven.
  • De scheidsrechter | heeft | een rode kaart | gegeven.

Wwg = 
Ond = 
Lv = 
Hoeveel zinsdelen tel je?

Slide 7 - Slide

Hoe werkte het ook alweer?
  • De scheidsrechter heeft een rode kaart gegeven.
  • De scheidsrechter | heeft| een rode kaart | gegeven.
  • De scheidsrechter | heeft | een rode kaart | gegeven.

Wwg = heeft gegeven
Ond =  de scheidsrechter
Lv = een rode kaart
Hoeveel zinsdelen tel je?
De scheidsrechter | heeft | een rode kaart | gegeven.

Slide 8 - Slide

Extra informatie lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp:

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?


Rogier | wacht | twee uur.

Wat + wacht + Rogier?

Ik | gebruik | voor dit recept | 50 gram suiker.

Wat + gebruik + ik?

In april | rent | meneer Van Noordenne | 42,2 km.

Wat + rent + meneer Van Noordenne?




Slide 9 - Slide

Extra informatie lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp:

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?


Rogier | wacht | twee uur.

ond          wwg      hoelang?

Ik | gebruik | voor dit recept | 50 gram suiker.

ond  wwg              x                               hoeveel?

In april | rent | meneer Van Noordenne | 42,2 km.

x               wwg                      ond                          hoe ver?




Slide 10 - Slide

Extra informatie lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp:

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?


Aanvulling aantekening lijdend voorwerp:

- een lijdend voorwerp mag geen gewicht, afstand of maat zijn.




Slide 11 - Slide

Huiswerk

Maken opdr. 9 en 11 van Gram. H3 (blz. 121)

Slide 12 - Slide