Ontdek de verschillende marktvormen en monopolisten!

Ontdek de verschillende marktvormen en monopolisten!

Leerdoel

Aan het einde van deze les kan je de eigenschappen van marktvormen benoemen en weet je wat een monopolist is.

Introduceer het leerdoel van de les aan de leerlingen.

Wat weet je al over marktvormen en monopolisten?

Wat zijn marktvormen?

Marktvormen zijn verschillende manieren waarop bedrijven met elkaar kunnen concurreren. Er zijn vier verschillende marktvormen: volledige mededinging, monopolistische concurrentie, oligopolie en monopolie.

Leg uit wat marktvormen zijn en benoem de vier verschillende marktvormen.

Volledige mededinging

Volledige mededinging is een marktvorm waarbij er veel verkopers en kopers zijn en niemand invloed heeft op de prijs. Een voorbeeld hiervan is de groente- en fruitmarkt.

Leg uit wat volledige mededinging is en geef een voorbeeld.

Monopolistische concurrentie

Monopolistische concurrentie is een marktvorm waarbij er veel verkopers en kopers zijn, maar de producten van de verkopers zijn niet helemaal hetzelfde. Een voorbeeld hiervan zijn kledingwinkels.

Leg uit wat monopolistische concurrentie is en geef een voorbeeld.

Oligopolie

Oligopolie is een marktvorm waarbij er slechts een paar grote verkopers zijn die samen de prijs bepalen. Een voorbeeld hiervan zijn energiemaatschappijen.

Leg uit wat oligopolie is en geef een voorbeeld.

Monopolie

Monopolie is een marktvorm waarbij er maar één verkoper is die geen concurrentie heeft. Een voorbeeld hiervan is de NS die het treinvervoer in Nederland regelt.

Leg uit wat een monopolie is en geef een voorbeeld.

Wat is een monopolist?

Een monopolist is een bedrijf dat in een monopoliepositie zit. Dit betekent dat er geen concurrentie is en zij de prijs kunnen bepalen. Een voorbeeld hiervan is de NS.

Leg uit wat een monopolist is en geef een voorbeeld.

Samenvatting

Je weet nu wat marktvormen zijn en wat een monopolist is.

Vat de belangrijkste punten van de les samen en sluit de les af.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.