Grammatica woordsoorten herhaling - 2 kader

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Grammatica woordsoorten 

- 2 kader

Dinsdag 18 april

Toets grammatica 1.7, 2.7, 3.7

(woordsoorten: lw, zn, ww, bn, vz, psv, bzv, htw, rtw)

(zinsdelen: pv, wg, o, lv, mv, bwb)

Hoeveel lidwoorden staat er in de zin:

Het regent, waardoor de straat nat wordt.

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Hoeveel zelfstandig naamwoorden staan er in de zin?

De slimme leerling had zijn opdracht snel gemaakt.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in deze zin?

Tim is tijdens de voetbalwedstrijd geschopt door een tegenstander.

1. tijdens, tegenstander
2. tegenstander
3. tegenstander, voetbalwedstrijd
4. Tim, tegenstander, voetbalwedstrijd

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in de zin?

Het dure mobieltje was gevallen op de harde tafel.

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden in deze zin?

De knappe fotograaf was blij.

1. knappe, fotograaf
2. fotograaf, maakte
3. knappe
4. knappe, blij

Hoeveel voorzetsels staan er in deze zin?

Tijdens de les moet je goed opletten.

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?

In de vakantie ga ik op wintersport.

1. in, op
2. in, de, op
3. in, de
4. de, op

Hoeveel telwoorden staan er in deze zin?

Veel leerlingen hebben de laatste toets goed gemaakt.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat zijn de telwoorden in deze zin?

Het was de eerste keer dat hij een negen had gehaald.

1. eerste, keer
2. eerste, keer, negen
3. keer, negen
4. eerste, negen

Hoeveel persoonlijk voornaamwoorden staan er in deze zin?

Hij had geen zin om aan zijn huiswerk te werken.

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden in deze zin?

Ze zijn niet bang voor ons.

1. ze
2. ze, zijn
3. zijn, ons
4. ze, ons

Hoeveel bezittelijk voornaamwoorden staan er in deze zin?

Ze had vandaag haar nieuwe kleren aan.

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Wat zijn de bezittelijk voornaamwoorden in deze zin?

Er komen veel katten in onze achtertuin.

1. veel
2. onze
3. veel, onze
4. onze, achtertuin

Ik loop op straat.

Wat is het werkwoord?

1. ik
2. loop
3. op
4. straat

Hij heeft een broodje gegeten.

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3