Samenvatting

Paragraaf 1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Paragraaf 1

Slide 1 - Slide

Romeinen in Nederland

  • Kelten onderworpen door Julius Caesar.
  • Germanen zijn te sterk voor de Romeinen. 
  • Einde van de Romeinse expansie (uitbreiding). 

  • De Rijn wordt de grens van het Romeinse Rijk. De Romeinen sluiten een bondgenootschap met de Bataven.
  • Er vindt romanisering plaats.
Kelten/Galliërs
Germanen/Bataven

Slide 2 - Slide



Binnenlandse oorzaken:
  1. Epidemieën
  2.  Achteruitgang nijverheid                 en handel
  3. Dalende inkomsten regering
  4. Minder soldaten aan de grens
  5. Burgeroorlogen


Oorzaken van buitenaf:
Druk op grenzen door VOLKSVERHUIZINGEN

OORZAKEN CRISIS 3e-4e EEUW:
Ontstaan nieuwe koninkrijken.

Slide 3 - Slide

OORZAAK <-> GEVOLG
Ontstaan nieuwe koninkrijken.

Slide 4 - Slide

De edelen
Eignaars van de grond, bestuurden het land, zorgden voor rechtspraak en voerden oorlog
Huis van de heer
Vaak niet meer dan een iets groter houten huis met een muur. Hierkonden de boeren schuilen bij een aanval.
Ophaalbrug
Kan gesloten worden bij een aanval
Gracht
Extra verdediging tijdens een aanval
Simpele huizen
Binnen de muren voor de belangrijkste mensen
Boomgaard
Ook binnen de muren werd voedsel verbouwd. Alle opbrengst hier was voor de heer
Boer buiten de muur
Er waren twee soorten boeren:
  1. Vrije boeren: bezaten hun eigen grond
  2. Horigen: hadden geen bezit en moesten werken voor de heer
Herendiensten
Horigen werden door de heer beschermd en gevoed, maar daar wilde de heer wel iets voor terug
De heer kon vragen om herendiensten
  • graan malen
  • druiven persen
  • vechten voor de heer
  • graan betalen
  • wegen onderhouden
  • gracht graven
Akker
Ook buiten de muren werd op het land gewerkt. Dit werd gedaan door de horigen.
Weiland
Buiten de muren lagen weilanden voor de dieren
Domein
Leven op een domein.
Woeste gronden.
Hier kon je:
- vissen
- verzamelen
- jagen

Slide 5 - Slide

Hofstelsel
Boeren
Leven op een domein.

Slide 6 - Slide

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Boeren
Leven op een domein.

Slide 7 - Slide

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
Boeren
Leven op een domein.

Slide 8 - Slide

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
De heer geeft 
  • Bescherming
  • Landbouwgrond
Boeren
Leven op een domein.

Slide 9 - Slide

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
De heer geeft 
  • Bescherming
  • Landbouwgrond
In ruil geeft de boer:
  • Deel van oogst
  • Herendiensten
Boeren
Leven op een domein.

Slide 10 - Slide

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
De heer geeft 
  • Bescherming
  • Landbouwgrond
In ruil geeft de boer:
  • Deel van oogst
  • Herendiensten
Horigen
Edelman
(de heer)
Leven op een domein.

Slide 11 - Slide

Paragraaf 2

Slide 12 - Slide

Het Hofstelsel (Domeinstelsel) en het Leenstelsel (Feodalisme)
HOFSTELSEL
Doel: opbrengst
= Economisch systeem
Ontstaan standensamenleving.

Slide 13 - Slide

Het Hofstelsel (Domeinstelsel) en het Leenstelsel (Feodalisme)
LEENSTELSEL
HOFSTELSEL
Doel: goed bestuur
= Politiek systeem
Doel: opbrengst
= Economisch systeem
Ontstaan standensamenleving.

Slide 14 - Slide

HofstelselLeenstelsel en de STANDENMAATSCHAPPIJ
ADEL
BOEREN
GEESTELIJKHEID
TAAK?
TAAK?
TAAK?
Beschrijven standensamenleving.

Slide 15 - Slide

Paragraaf 3

Slide 16 - Slide

VRAAG 1
Wat zijn de 3 grote
monotheïstische
godsdiensten?
VRAAG 2
Waarom staan de godsdiensten op volgorde van L->R

Slide 17 - Mind map

Wat zijn de vijf zuilen van de Islam?
Geloofsbelijdenis
Bidden
Armen steunen
Bedevaart
Vasten
Kenmerken van de islam.
Ka'aba in Mekka
Allah en Mohammed
Ramadan
5x per dag
Aalmoezen

Slide 18 - Drag question

Paragraaf 4

Slide 19 - Slide

1. ONTGINNINGEN

  • = woeste gronden omzetten in landbouwgronden. 

  • Het bos wordt omgezet in akkers en weidegrond.

  • -> er is dus MEER landbouwgrond.
  • -> er wordt MEER voedsel verbouwd.


Groei handel en steden.

Slide 20 - Slide

2. DRIESLAGSTELS.
  • = akkergrond verdeeld in 3 stukken/slagen. 

  • Er groeit niet ieder jaar hetzelfde product op de akkers.
  • Om de 2 jaar krijgt de akker even rust. 

  • -> de grond kan VAKER gebruikt worden.
  • -> er wordt MEER voedsel verbouwd.

Groei handel en steden.

Slide 21 - Slide

3. UITVINDINGEN
  • = nieuwe ontwikkelingen die het leven makkelijker maken.
  • 1. Het halsjuk: dieren kunnen meer kracht zetten en zwaarder werk verrichten.
  • 2. De keerploeg: zwaar ijzer ploegt dieper waardoor planten dieper in de grond staan.

  • -> de grond kan BETER bewerkt worden.
  • -> er wordt MEER voedsel verbouwd.
Groei handel en steden.

Slide 22 - Slide

Gilden
  • Er kwamen erg veel ambachtslieden in sommige steden.
  • Zij besloten te gaan samenwerken in verenigingen.
  • Zo'n vereniging noemden ze een gilde.
  • Ieder ambacht had zijn eigen gilde.
Leven in de stad.

Slide 23 - Slide

Paragraaf 5

Slide 24 - Slide

LEENSTELSEL
Feodalisme.

Slide 25 - Slide

LEENSTELSEL
Feodalisme.

Slide 26 - Slide

LEENSTELSEL
Feodalisme.

Slide 27 - Slide

Succes met leren enzo he

Slide 28 - Slide