STOP-methode

1 / 11
next
Slide 1: Slide
VerkeerLager onderwijs

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Je MOET het zebrapad gebruiken als dit minder dan ....... ver ligt.
A
10 meter
B
20 meter
C
30 meter
D
40 meter

Slide 2 - Quiz

Mag je op een fietspad naast elkaar fietsen?
A
Ja, altijd.
B
Neen, nooit.
C
Ja, als je anderen niet hindert.
D
Soms.

Slide 3 - Quiz

Dit is een ...
A
trein
B
tram
C
bus

Slide 4 - Quiz


A
Ik mag op de rijbaan stappen.
B
Ik wacht tot de auto weg rijdt.
C
Eerst kijken, dan voorbij stappen op de weg.

Slide 5 - Quiz

Moet ik een fluohesje en helm dragen?
A
Neen, zeker niet.
B
Jawel! Verplicht.
C
Niet verplicht. Wel een aanrader.
D
Neen! Oei, mijn kapsel!

Slide 6 - Quiz

Wat is juist?
A
In de trein mag je eten en drinken.
B
In de trein mag je niet eten en drinken.
C
In de trein mag je alleen wat drinken.
D
In de trein mag je eten en drinken. Hou het wel netjes.

Slide 7 - Quiz

Wat is waar?
Waar moet ik eerst op letten?
A
1. De borden 2. Wegmarkeringen 3. Bevelen van agent
B
1. Wegmarkeringen 2. Bevelen van agent 3. Lichten
C
1. Lichten 2. Bevelen van agent 3. Borden
D
1. Bevelen van agent 2. Lichten 3. Borden

Slide 8 - Quiz

Wat is waar?
Je moet je hand...
A
niet uitsteken bij het afslaan als het slecht weer is.
B
altijd uitsteken bij het afslaan.

Slide 9 - Quiz

De dode hoek: wat is dat precies?
A
De ruimte naast een vrachtwagen of bus.
B
De ruimte achter de vrachtwagen of bus.
C
De ruimte rond het voertuig waar de chauffeur je niet kan zien.
D
De ruimte die de chauffeur kan zien door zijn spiegels.

Slide 10 - Quiz

Wanneer mag je met de fiets in het verkeer rijden?
A
Vanaf 8 jaar.
B
Als je je fiets volledig onder controle hebt.
C
Als je geslaagd bent voor een fietsproef.

Slide 11 - Quiz