3H 06-03-23 Formuleren H1 - les 1

Goedemorgen 3Hb!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goedemorgen 3Hb!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Korte herhaling H1 Formuleren: 'Zinnen correct begrenzen'
  • Uitleg theorie H2 Formuleren: 'Foutieve samentrekking'
  • Zelfstandig werken: startopdracht + opdracht 1 t/m 3 H2
  • Klaar? Kijk welke opdrachten je nog niet hebt gemaakt van H1 Form. Hiervan moeten opdracht 1, 2 en 4 gemaakt zijn.
  • Klaar? Kom even naar me toe..

Slide 2 - Slide

doel
  • Ik kan zinnen correct begrenzen.

Slide 3 - Slide

startopdracht 
  1. Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.
  2. Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Opdracht:  Geef voor beide zinnen aan welke , een . moet zijn.
                        (invullen op de volgende dia's)

Slide 4 - Slide

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.

Slide 5 - Open question

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Slide 6 - Open question

zinnen begrenzen
  • begin met een hoofdletter
  • eindig met een punt
  • in samengestelde zinnen: gebruik komma's, puntkomma's, dubbele punten om zinnen van elkaar te scheiden

Slide 7 - Slide

leestekens: punt
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken:

punt:      na een zelfstandige, mededelende zin
               Mijn fiets is kapot.


Slide 8 - Slide

leestekens: komma
Om twee zinnen samen te voegen tot een nieuwe (langere) zin.
Plaats van de komma:
  • tussen twee persoonsvormen: Als ik te laat kom, krijg ik straf.
  • voor verbindingswoorden (maar, omdat, want, terwijl...):
      Ik ben te laat, omdat mijn fiets kapot is.
  • voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is:                   We hebben een leuke les gehad, die lekker vlot verliep.



Slide 9 - Slide

leestekens: puntkomma
 -> Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen. 
 -> Je mag ook een punt gebruiken.
- We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk zonnig.
- Je moet zo’n kuur helemaal afmaken; doe je dat niet, dan kunnen de klachten terugkomen.

Slide 10 - Slide

leestekens: dubbele punt
Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen en de tweede zin een opsomming, uitleg of reden vormt bij de eerste zin óf als je er 'want' of 'namelijk' voor in de plaats kunt zetten: 
1. Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.
2. Ik kom iets later: [want] ik sta nog in de file.
2.1 Ik kom iets later: ik sta [namelijk] nog in de file.

Slide 11 - Slide

fouten bij begrenzen
  • Een bijzin wordt als losse zin geschreven:
          Ik was te laat op school. Omdat mijn fietsband lek was.

  • Twee zelfstandige zinnen worden ten onrechte samengevoegd:                               In de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door                          Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.


Slide 12 - Slide

Meer uitleg?
Zie video-uitleg in de online omgeving en/of theorieblok in het boek/online (onder de video)

Slide 13 - Slide

Foutieve samentrekking

Slide 14 - Slide

LESDOELEN
  • Je weet wat een samentrekking is;
  • Je kunt de 3 regels opnoemen voor de samentrekking;
  • Je kunt een foutieve samentrekking herkennen;
  • Je kunt een foutieve samentrekking verbeteren.

Slide 15 - Slide

Wat is een samentrekking?
Bij een samentrekking laat je een woord of een woordgroep die twee keer in de samengestelde zin voorkomt, in het tweede deel van de zin weg.
Een samentrekking wordt daarom ook wel weglating genoemd.

Slide 16 - Slide

Samentrekking
  • Komt voor bij samengestelde nevenschikkende zinnen
    (en, maar, want, dus, of)

Truus ging naar de stad en Truus kocht twee paar schoenen.

Truus ging naar de stad en kocht twee paar schoenen.
Weggelaten: Truus

Slide 17 - Slide

Foutieve samentrekking
Samentrekking (weglating) mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen: 

1. Bij zinsontleding hetzelfde zinsdeel zijn (onderwerp, lijdend voorwerp etc.) 

De spelcomputer was afgeprijsd en heb ik toen gekocht.
Weggelaten: de spelcomputer

Eerste deel: spelcomputer = onderwerp
Tweede deel: spelcomputer = lijdend voorwerp     -> dus: foutieve samentrekking!

Verbetering: De spelcomputer was afgeprijsd en die heb ik toen gekocht.

Slide 18 - Slide

Foutieve samentrekking
Samentrekking (weglating) mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen: 

2. Bij woordsoortbenoeming dezelfde woordsoort zijn (bv. kww / hww / bw etc.)

Stefan heeft griep en daardoor het schoolfeest gemist.
Weggelaten: Stefan, heeft

Eerste deel: Stefan = znw / heeft = kww
Tweede deel: Stefan = znw  / heeft = hww  -> dus: foutieve samentrekking!

Verbetering: Stefan heeft griep en heeft daardoor het schoolfeest gemist.

Slide 19 - Slide

Foutieve samentrekking
Samentrekking (weglating) mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen: 

3. Dezelfde betekenis hebben.

Mijn oma schonk thee in en daarna aandacht aan ons cadeau.
Weggelaten: mijn oma, schonk

Mijn oma -> in beide delen dezelfde betekenis, mag je dus weglaten in het tweede deel.
Schonk -> NIET dezelfde betekenis (inschenken, aandacht schenken)-> foutieve samentrekking!

Verbetering: Mijn oma schonk thee in en schonk daarna aandacht aan ons cadeau.

Slide 20 - Slide

De Eerste Kamer heeft de wet aangenomen en geldt vanaf 1 januari.
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 21 - Quiz

De cadeautjes stonden onder de trap en werden later uitgepakt.
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 22 - Quiz

Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.'
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 23 - Quiz

LESDOELEN
  • Je weet wat een samentrekking is;
  • Je kunt de 3 regels opnoemen voor de samentrekking;
  • Je kunt een foutieve samentrekking herkennen;
  • Je kunt een foutieve samentrekking verbeteren.

Slide 24 - Slide

Wat zijn de 3 regels voor de samentrekking?

Slide 25 - Open question

Zelfstandig werken
 Hoofdstuk 2 Formuleren: opdracht 1 t/m 3
Klaar? Check of je klaar bent met H1 (opdracht 1, 2 en 4)
Klaar? Kom even naar me toe..

Slide 26 - Slide

doel
  • Ik kan zinnen correct begrenzen.

Slide 27 - Slide