GS oefentoets middeleeuwen

Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk zijn er veel / nauwelijks steden in Europa.
1 / 19
next
Slide 1: Drag question
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk zijn er veel / nauwelijks steden in Europa.

Slide 1 - Drag question

Wat is de beste omschrijving
van het begrip ‘geestelijken’?
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 2 - Quiz

Door het harde leven gingen veel mensen
het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 3 - Quiz

Wat zijn missionarissen?

Slide 4 - Open question

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal belasting
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 5 - Drag question

Wat past NIET bij het feodalisme?
A
Koning regeert vanuit een centrale plek over het land
B
Leenmannen lenen van de leenheer
C
De koning krijgt hulp bij het bestuur
D
Leenmannen helpen de leenheer

Slide 6 - Quiz

Welke eed legt de leenman/vazal af?
A
De eed van bescherming
B
De eed van arbeid
C
De eed van gehoorzaamheid
D
De eed van trouw

Slide 7 - Quiz

Hoe heet het systeem waarmee Europa werd bestuurd in de middeleeuwen?
A
Hofstelsel/ Domeinstelsel
B
Adelsysteem/ edelstelsel
C
Kloosterstelsel/ Herenstelsel
D
Leenstelsel/ Feodale Stelsel

Slide 8 - Quiz

Hoe heetten de boeren die bij een domein hoorden?

Slide 9 - Open question

Op een domein werd gewerkt volgens het hofstelsel; hoe werkte dit stelsel?

Slide 10 - Open question

In het hofstelsel:
A
Geeft de heer bescherming aan de horige
B
Moesten horigen herendiensten verrichten
C
Geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
Helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 11 - Quiz

Wie woont/werkt waar op het domein?

Slide 12 - Drag question


Een voorbeeld van een geestelijke is een monnik. 

➤Geef nog twee voorbeelden van geestelijken.

Slide 13 - Open question


Ondanks alle plichten, kon het toch gebeuren dat een boer bij een edelman kwam en vroeg: ‘Mag ik uw horige worden?

➤ Waarom zou een boer horige willen worden? Bedenk de meest logische reden.

Slide 14 - Open question


➤Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quiz


➤Dankzij het drieslagstelsel werd de landbouwgrond vruchtbaarder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz


Gebruik de bron
Gebruik de bron

Je denkt misschien dat horigen iets zijn van heel lang geleden. Maar ook in onze tijd zijn er nog horigen. 

➤Waarom is de vrouw uit de tekst een horige?
A
Ze moet een deel van de tijd op de akkers van de landheer werken.
B
Als er gevaar dreigt, wordt ze beschermd door de landheer.
C
Ze mag weg van het land van de landheer.
D
Ze hoort bij de derde stand, en haar landheer niet.

Slide 17 - Quiz


➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Koning Karel de Kale, een kleinzoon van Karel de Grote.
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 18 - Quiz

Hoe ging het maken van de oefentoets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll