In de vorige les heb je al veel woorden over dit thema geleerd. Aan het eind van deze les ken je de betekenis van nieuwe woorden en kun je zinnen maken met die woorden.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Introductie en doel van de les
film
Dit thema gaat over film.
In de vorige les heb je al veel woorden over dit thema geleerd. Aan het eind van deze les ken je de betekenis van nieuwe woorden en kun je zinnen maken met die woorden.
Slide 1 - Slide
timer
2:00
10 woorden uit de vorige les
Slide 2 - Mind map
Uitleg van nieuwe woorden
1. Lees het woord
2. Lees de betekenis(sen)
3. Lees de voorbeeldzin(nen)
4. Bekijk de plaatjes
Slide 3 - Slide
de ouders
Vader en moeder
De ouders van mijn vriend zijn 25 jaar getrouwd.
Ik moet van mijn ouders elke dag mijn kamer opruimen.
Slide 4 - Slide
de rol
de persoon die iemand speelt in een film
Welke acteur speelt de rol van Harry Potter?
Slide 5 - Slide
de beschrijving
de woorden waarmee je iets of iemand beschrijft
een verhaal dat duidelijk maakt hoe iets precies is.
Kun jij jouw huis beschrijven?
Toen hij terugkwam van vakantie kon hij zijn hotel precies beschrijven.
Slide 6 - Slide
intussen
in dezelfde tijd.
Ga jij naar de bakker? Intussen doe ik de afwas.
I N T U S S E N
Slide 7 - Slide
ongelukkig
verdrietig door wat er is gebeurd
Door de scheiding van zijn ouders voelde de jongen zich erg ongelukkig.
Slide 8 - Slide
Maak een zin met "intussen".
Slide 9 - Open question
Wat hoort NIET bij "ongelukkig"?
A
Verdriet
B
Ziekte
C
Blijdschap
D
Veel pech
Slide 10 - Quiz
Maak een zin met "de ouders".
Slide 11 - Open question
Waarvan kun jij GEEN beschrijving geven?
A
De schoonmoeder van meneer Johan
B
Jouw land
C
De school
D
Jouw huis
Slide 12 - Quiz
Welk woord hoort niet bij "de rol"?
A
De acteur
B
Het toneelstuk
C
De bioscoop
D
De film
Slide 13 - Quiz
de afloop
het einde
Na afloop van de film gingen we naar huis.
Het verhaal had een spannende afloop.
Slide 14 - Slide
de vorm / de vormen
de manier waarop iets of iemand eruitziet.
De maan heeft niet elke avond dezelfde vorm.
Een driehoek, vierkant en een cirkel zijn verschillende vormen.
Slide 15 - Slide
top!
heel leuk / heel goed / geweldig
Je hebt een mooie zin gemaakt. Echt top!
Slide 16 - Slide
kiezen
een keuze maken
beslissen wie of wat je wilt uit verschillende mogelijkheden
In de winkel lagen heel veel mooie T-shirts. Ik kon niet kiezen welk T-shirt ik wilde.
Slide 17 - Slide
de spanning
het gevoel dat je hebt als je zenuwachtig bent over iets dat gaat gebeuren