4.7 grammatica

Grammatica 4.7
Welkom in deze digitale les,
fijn dat je er bent!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Grammatica 4.7
Welkom in deze digitale les,
fijn dat je er bent!

Slide 1 - Slide

In deze les leg ik uit:
  • Waar je het document kunt vinden met de opdrachten.
  • Hoe je de opdrachten gaat maken.
  • De theorie die je daarvoor nodig hebt.
  • Wanneer je het af moet hebben.


Slide 2 - Slide

Hoe maak ik de opdrachten?
Vanaf nu maak je de opdrachten niet (meer) in je schrift of werkboek, maar ga je digitaal, (dus op je I-Pad, of laptop of computer) de opdrachten maken. 

Geef zo duidelijk en uitgebreid mogelijk antwoord.

In de mail/studiewijzer zit je doelenkaart voor 4.5, 4.7 en 4.8, gebruik deze goed, zo weet je wat je nog lastig vindt en kun je mij ook de goede vragen stellen.
Er is een vast moment om vragen te stellen via een livestream en je mag mij mailen.

Slide 3 - Slide

Waar vind ik de lessen van deze week?
  • In magister in je weekrooster, bij de eerste les Nederlands van de week.
  • Je doelenkaart zet ik in de mail

Slide 4 - Slide

Wanneer heb ik de opdrachten af?
Aan het eind van de week, dus uiterlijk op vrijdag april heb je de opdrachten af. Maak dus een goede planning voor de hele week.

Ik kan dat ook digitaal zien, je hoeft deze week niets toe te sturen van het gemaakte huiswerk.

Slide 5 - Slide

Uitleg van de theorie 4.7
In deze les krijg je uitleg over de woordsoorten:

  • bijvoeglijk naamwoord (BN)
  • voorzetsel (VZ)
  • telwoord (TW)

Slide 6 - Slide

Doelen 4.7

  • Ik leer het woordsoort bijvoeglijk naamwoord te benoemen.
  • Ik leer het woordsoort voorzetsel te benoemen.
  • Ik leer het woordsoort telwoord te benoemen.

Slide 7 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (BN)
  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.
  • Staat vaak voor het zelfstandig naamwoord, maar het kan er ook achter staan.

Voorbeelden:
snel - zijn snelle auto - zijn auto is snel
groen - het groene glas - het glas is groen
Syrisch - een Syrisch buurmeisje - het buurmeisje is Syrisch
reusachtig - de reusachtige villa - de villa is reusachtig
mooi, rood - die mooie, rode broek - de broek is mooi en rood

  • Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden:  ze vertellen iets over waar het van gemaakt is: deze eindigen meestal op -en. Ze veranderen niet van vorm: gouden oorbellen, rieten manden, maar: een plastic armband.

Slide 8 - Slide

Uitlegvideo
Hierna volgt een uitlegvideo over het bijvoeglijk naamwoord en over het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Als je het handig vindt, kun je de video stopzetten en aantekeningen maken.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Voorzetsel (VZ)
  • Een voorzetsel (vz) staat nooit alleen:
voorbeeld: Tycho springt in de gymzaal over het paard. ( er staat een zelfstandig naamwoord achter)

  •  Kun je  plaatsen voor de kast of voor de vakantie:
voorbeeld: Mijn boeken liggen op de kast. Mijn laptop bewaar ik in de kast. Onder de kast ligt een hoop stof.
Ik was ziek tijdens de vakantie. Na de vakantie was ik snel weer beter.

  • Ook te voor  het hele werkwoord (een infinitief) is een voorzetsel:
voorbeeld: De kat zit te spinnen.

Let op:
Hij schreef de zin op. Op = onderdeel van het werkwoord opschrijven, dus geen voorzetsel,
maar: Hij schreef de zin op een kladblaadje. Op is hier wel een voorzetsel.

Slide 12 - Slide

Uitlegvideo
Hierna volgt een uitlegvideo over voorzetsels

Als je het handig vindt, kun je de video stopzetten en aantekeningen maken.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Telwoorden (TW)
Een telwoord (TW) geeft een hoeveelheid of een volgorde aan.
Er zijn twee soorten telwoorden:

  • Een hoofdtelwoord (HTW) (hoeveelheid)

  • Een rangtelwoord (RTW) (volgorde)

Slide 15 - Slide

Hoofdtelwoord (HTW)

Een hoofdtelwoord (HTW): geeft een hoeveelheid aan.
Je kunt dit tellen.

Voorbeeld: Ik heb … (drie, honderdtwintig, veel) pennen in mijn etui.


Slide 16 - Slide

Uitlegvideo
Hierna volgt een uitlegvideo over hoofdtelwoorden

Als je het handig vindt, kun je de video stopzetten en aantekeningen maken.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Rangtelwoord
Een rangtelwoord (RTW): geeft een volgorde aan.
Je kunt de vraag stellen: waar in de rij?

Een rangtelwoord eindigt altijd op -de of -ste.

Voorbeeld: Ik zit op de … (zesde, twintigste, middelste) rij in de klas.

Slide 19 - Slide

Uitlegvideo
Hierna volgt een uitlegvideo over rangtelwoorden.

Als je het handig vindt, kun je de video stopzetten en aantekeningen maken.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Ga nu oefenen
De opdrachten van 4.7 grammatica die je deze week gaat oefenen zijn:
  • 4.7: 1, 4abcd, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 16, 19, 20 test jezelf 4.7  
  • 1 uur lezen voor je boekopdracht voor de boekpresentatie.
  • gebruik je doelenkaart!

Slide 22 - Slide

Vragen?
  • Je kunt in de onlinesessie vragen stellen.
  • Je mag altijd vragen stellen via de mail.

                                               Succes, je kunt het!

Slide 23 - Slide