H. 5.7 en 5.8 - Zelfstandig werken

Uitleg 5.7. en 5.8.
A1
Scroll door de les. 
Dan zie je vanzelf welke opdrachten je ONLINE moet maken!
WELKOM
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Uitleg 5.7. en 5.8.
A1
Scroll door de les. 
Dan zie je vanzelf welke opdrachten je ONLINE moet maken!
WELKOM

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je herkent de bijwoordelijke bepaling (zinsontleding)
- Je herkent het aanwijzend voornaamwoord (woordsoorten)
- Je kent het verschil tussen bijvoeglijk en zelfstandig gebruik
    van het aanwijzend voornaamwoord
- Je herkent het vragend voornaamwoord (woordsoorten)



Slide 2 - Slide

bwb zegt iets over gezegde/zin
  • soms wel, soms niet in een zin
  • MEERDERE bijwoordelijke bepalingen (bwbmogelijk (ook in
     enkelvoudige zinnen)
  • bij wg/ng, o, lv en mv altijd maar één in een enkelvoudige zin

Slide 3 - Slide

BWB geeft bijvoorbeeld antwoord op:
wanneer: Ik zag hem gisteren.
waar: Ik zag hem buiten.
hoe: Ik fietste snel.
hoeveel: De tas weegt 10 kilo.
waarheen: Ik fietste naar huis.
waardoor: Ik was te laat door de wind.
waarmee: Ik aaide de hond met mijn hand.
Maar ook: Ik         Ik zag hem niet. Misschien zag ik hem. Hopelijk zie ik hem.


Zinsdeel dat als laatste overblijft.
MAAR OOK

Slide 4 - Slide

Functies zinsdelen
  • Gezegde: wat iemand doet (wg) of wat iemand is (ng)
                                         geven                                  blij zijn                           
  • Onderwerp: wie/wat iets doet of wie/wat iets is.
                               Bas geeft                                  Maaike is blij.
  • Lijdend voorwerp: wie/wat ondergaat de handeling (wg)
                               Bas geeft een boek
  • Meewerkend voorwerp: degene die iets krijgt of verliest
                               Bas geeft een boek aan mij / Bas geeft mij een boek
  • Bijwoordelijk bepaling: dat wat overblijft.

Slide 5 - Slide

Stappen zinsontleding => zie blz. 150

Slide 6 - Slide

    Voorbeeld 

De bewoners van Nieuwpoort| waren | al meerdere malen |
            o                                             wg             bwb (hoeveel)

met klachten    |   op het bureau | gekomen.                
bwb  (waarmee)          bwb (waar)            wg                           
Stappen => zie blz. 150

Slide 7 - Slide

Aan de slag met H. 5.7.
  • H. 5.7: opdr. 1, 5, 6 en 8
  • Daarna herhalingsoefeningen (opdr. 10 t/m 15)

Online
Klaar? 
Lees theorie H. 5.8 - aanwijzend voornaamwoord + persoonlijk voornaamwoord (volgende dia's)
en maak de opgegeven opdrachten

Slide 8 - Slide

Uitleg - H. 5.8. AV en VRV
Aanwijzend voornaamwoord
Vragend voornaamwoord

Slide 9 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord av
  • BIJVOEGLIJK gebruikt
  • Op de plek van het lw

VOORBEELD:
De sneaker => Deze sneaker
                     => Die sneaker
Het ijsje => Dit ijsje
                => Dat ijsje
De ijsjes => Deze/die ijsjes

Slide 10 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord av
  • ZELFSTANDIG gebruikt.
  • Geen zn erbij.



VOORBEELD:
Mooie sneakers, die wil ik ook!

Gamen is leuk, dat wil ik de hele dag doen.

Slide 11 - Slide

MEER aanwijzende voornaamwoorden
zulke, dergelijke en zo'n


VOORBEELD
Zo'n rare film heb ik nog nooit gezien. Zulke rare types!

Ik houd niet van dergelijke films.


Slide 12 - Slide

Vragend voornaamwoord (P. 130)
Vraagt altijd naar PERSONEN of DINGEN
Vier: wie, wat, welk(e) en wat voor (een)



VOORBEELD:
Wie staat daar? Welke muziek vind jij leuk?
LET OP - GEEN VRAGEND VOORNAAMWOORD:
Hoe ga je naar school? Waarom ga je fietsend?
Zijn
bijwoorden!

Slide 13 - Slide

Aan de slag met H. 5.8.
  • H. 5.8: opdr. 1, 4, 7 en 9
  • Daarna herhalingsoefeningen (opdr. 11 t/m 13)

Online
Klaar? 
Maak H. 5.2 - opdr. 3, 4 en 5
Wie kent deze woordsoorten?

Slide 14 - Slide

Lesdoelen
- Je herkent de bijwoordelijke bepaling (zinsontleding)
- Je herkent het aanwijzend voornaamwoord (woordsoorten)
- Je kent het verschil tussen bijvoeglijk en zelfstandig gebruik
    van het aanwijzend voornaamwoord
- Je herkent het vragend voornaamwoord (woordsoorten)



Slide 15 - Slide