onderwijs 17-4

Onderwijs 17-4
stellingen / vragen over van alles en nog wat 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
AiosWOStudiejaar 6

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Onderwijs 17-4
stellingen / vragen over van alles en nog wat 

Slide 1 - Slide

als er urine langs de katheter lekt; wat ga je adviseren/doen?
A
grotere charriere katheter inbrengen
B
kleinere charriere katheter inbrengen
C
ballon inhoud aanpassen
D
dit is afhankelijk van de oorzaak

Slide 2 - Quiz

hypodermoclyse:
er ontstaat een vochtophoping op het been; wat moet je doen?
A
stoppen met hypodermoclyse
B
druppelsnelheid verlagen
C
dit is normaal dus niks doen
D
het is normaal maar bij klachten druppelsnelheid verlagen

Slide 3 - Quiz

verpleegkundige anamnese bestaat uit hoeveel onderdelen (Gordon)?
A
4
B
11
C
9
D
13

Slide 4 - Quiz

er wordt OH vastgesteld bij iemand met parkinson; wat kun je doen?
A
levodopa verlagen
B
niet medicamenteuze interventies inzetten zoals buikband - steunkousen tot in liezen
C
medicatie starten zoals gutron
D
alle opties zijn mogelijk

Slide 5 - Quiz

Dopaminerge medicatie is de enige effectieve behandeling voor de ziekte van Parkinson
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Een patiënt heeft een snelle, onregelmatige pols zonder duidelijke P-toppen op het ECG. Diagnose?
A
superventriculaire tachycardie
B
Atriumflutter
C
atriumfibrilleren
D
ventrikeltachycardie

Slide 7 - Quiz

Een 85-jarige man met Parkinson klaagt over urine-incontinentie en moet vaak 's nachts uit bed. Hij is al meerdere keren gevallen.
A
start oxybutynine
B
plaats katheter
C
evalueer medicatie en intake
D
start furosemide overdag

Slide 8 - Quiz

Artsen zouden vaker een reanimatiebeleid moeten weigeren als het medisch zinloos is
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

We moeten ook soms stoppen met dure levensverlengende behandelingen als de kwaliteit van leven laag is
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

wat is een kenmerkend symptoom van de gedragsvariant FTD (bvFTD)
A
geheugenverlies
B
apraxie
C
ontremd gedrag
D
visuele hallucinaties

Slide 11 - Quiz

wat is de gemiddelde ziekteduur vanaf diagnose bij FTD
A
2-3jaar
B
3-5jaar
C
5-8jaar
D
10-15jaar

Slide 12 - Quiz

Wat is een verschil tussen Alzheimer en FTD in vroege stadia?
A
FTD begint met geheugenverlies, Alzheimer met taalproblemen
B
Alzheimer kent vaker hallucinaties
C
FTD begint met gedragsverandering. Alzheimer met geheugenproblemen
D
FTD komt niet voor bij jonge mensen

Slide 13 - Quiz

wat is bij gevorderde parkinson geen geschikte interventie bij ernstige off fluctuaties?
A
duodopa
B
dbs
C
apomorfine
D
ophogen dopamine agonisten

Slide 14 - Quiz

wat is een mogelijke bijwerking van langdurig gebruik van levodopa bij gevorderde parkinson?
A
peakdose dyskinesien
B
bradycardie
C
levodopa resistente rigiditeit

Slide 15 - Quiz

Wat is bij gevorderde Parkinson een risicovol effect van dopamine-agonisten zoals pramipexol?
A
bradykinesie
B
impulscontrolestoornis
C
spasticiteit
D
spieratrofie

Slide 16 - Quiz

wat is het meest kenmerkende aan bifasische dyskinesien?
A
ontstaan bij hoge levodopa spiegels
B
bij beginnende parkinson
C
altijd asymmetrisch
D
treden op bij overgang van off naar on én van on naar off

Slide 17 - Quiz

Mag een verpleegkundig specialist zelfstandig beleid voeren in de palliatieve fase?
A
ja binnen eigen deskundigheid en bevoegdheid
B
nee, dit is aan de arts
C
alleen onder supervisie
D
alleen als het niet complex is

Slide 18 - Quiz

Mag een verpleegkundig specialist (VS) zelfstandig beslissen over het niet insturen naar het ziekenhuis bij een acuut zieke bewoner?
A
nee, alleen na overleg met een SO
B
ja mist bekwaam, bevoegd en binnen afgesproken kaders

Slide 19 - Quiz

artsen zouden meer moeten leren van de praktische benadering van verpleegkundig specialisten

Slide 20 - Open question

als er gestart wordt met dormicum in stervensfase noem je het palliatieve sedatie

Slide 21 - Open question