Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren

1 / 128
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 128 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

6.1 - Bloemen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

BLOEMEN

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Leerdoelen
R:   Je kunt de delen van een bloem benoemen.
T1: Je kunt de kenmerken en functies noemen van de delen
       van een bloem.


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waarom hebben planten bloemetjes?
A
Om zuurstof te maken
B
Om lekkere geur af te geven
C
Om zich voort te planten
D
Om mooi in de kamer te staan

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

Bloemen kunnen er heel verschillend uitzien. Toch hebben de meeste bloemen ongeveer dezelfde bouw.

De meeldraden zijn de mannelijke voortplantingsorganen van een plant. Een meeldraad bestaat uit een helmdraad en een helmknop.

In de helmknop zit stuifmeel. Stuifmeel bestaat uit heel kleine korrels: de stuifmeelkorrels. Stuifmeelkorrels zijn de mannelijke geslachtscellen van een plant. Als het stuifmeel rijp is, barst de helmknop open. De stuifmeelkorrels komen dan vrij.


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De stamper

Slide 10 - Slide

De stamper is het vrouwelijke voortplantingsorgaan van een plant. Een stamper bestaat uit een stempel, een stijl en een vruchtbeginsel. In het vruchtbeginsel zitten een of meer zaadbeginsels.

In elk zaadbeginsel zit één eicel. Een eicel is een vrouwelijke geslachtscel. In elke eicel zit een celkern
Hoe heet het deel aangegeven bij 1?
1
A
Stempel
B
Kroonblad
C
Meeldraad
D
Vruchtbeginsel

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het deel aangegeven bij 2?
2
A
Stempel
B
Kroonblad
C
Meeldraad
D
Vruchtbeginsel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het deel aangegeven bij 4?
4
A
Stempel
B
Kroonblad
C
Meeldraad
D
Vruchtbeginsel

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke 3 delen bestaat de stamper?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Begrippen uit deze les
Bloemkelk - Kelkbladeren  Bloemkroon - Kroonbladeren
Meeldraden 
Helmdraad - Helmknop
Stuifmeelkorrels
Stamper
Stempel - Stijl - Vruchtbeginsel
Zaadbeginsel


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Thema 6

Basisstof 1: Opdracht 1 t/m 4

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Doelen
1. Je kunt de delen van een bloem benoemen.
2. Je kunt de kenmerken en functies noemen van de delen van een bloem.


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Link

This item has no instructions

Bestuiving

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

kelkblad
stamper
meeldraad
kroonblad

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Noem zoveel mogelijk organen van een plant

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Functie


De functie van bloemen is

VOORTPLANTEN

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Bevruchting

1. Stuifmeel komt op de stempel.

2. Stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis.

3. Stuifmeelbuis gaat door de stijl heen.

4. Stuifmeelbuis komt bij de eicel in het vruchtbeginsel.

5. De bloem is bevrucht

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

De stamper is het vrouwelijke voortplantingsorgaan
De meeldraden zijn de mannelijke voortplantingsorganen.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Meeldraad en stamper zijn de .................... van de plant
A
Ademhalingsorganen
B
Voortplantingsorganen
C
Transportorganen
D
Verteringsorganen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

De meeldraad is het ............... voortplantingsorgaan
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

De stamper is het ............... voortplantingsorgaan
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Waarom zijn de meeste bloemen fel gekleurd?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

leerdoelen
  • aan het einde van de les kun je uitleggen wat bestuiving is
  • aan het einde van de les kun je het verschil noemen tussen wind en insecten bloemen.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

wat is bestuiving?
je hebt in de vorige les gezien dat de meeldraden stuifmeelkorrels hebben (die dingen die zorgen voor hooikoorts enzo)

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

wat is bestuiving?
als zo een stuifmeelkorrel op de stempel komt van een zelfde soort bloem, heb je bestuiving

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Insectenbloem vs windbloem
wat valt je het meest op?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Insectenbloem
  • nectar
  • felgekleurde kroonbladeren
  • vaak geurende bloemen

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

windbloem

  • kleine, groene kroonbladeren
  • veel stuifmeel
  • meeldraden en stempels hangen buiten de bloem

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Verschil insectenbloem en windbloem

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

de bestuiving
  • een insectenbloem: insecten of andere dieren verplaatsen het stuifmeel van de bloem naar de stamper van dezelfde soort.

  • een windbloem: de wind verspreidt de stuifmeelkorrels en hoopt dat de wind de stuifmeelkorrels naar de stampers van dezelfde soort bloem brengt

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Insectenbloem
Windbloem

Slide 41 - Drag question

This item has no instructions

De bloem maakt nectar.
Is dit een insectenbloem of een windbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Wie maakt grote, ruwe en kleverige stuifmeelkorrels?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Heeft geen kroonbladeren.
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Wie maken de meeste stuifmeelkorrels?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het nu van de gekleurde kroonbladeren

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

Begrippen uit deze les
Nectar
Stuifmeel(korrels)
Bestuiving
Insectenbloemen
Windbloemen
Kroonbladeren
Stempel
Meeldraden

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
maken op blz. 156 en 157
opdrachten 1 t/m 4

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Even herhalen
Welke 2 onderdelen van de bloem zijn belangrijk voor         
        bestuiving?

Wat is bestuiving?
En op welke manieren kan er bestuiving plaatsvinden?

Na bestuiving --> bevruchting!!!

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Insectenbloem vs windbloem
wat valt je het meest op?

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Huiswerkcheck
Opdracht 1 t/m 4 op blz 156 en 157

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

lesdoelen
  • je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt.
  • je kunt de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

de belangrijke onderdelen voor nu

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

wat is bestuiving?
kan je alle onderdelen noemen?

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

Héél leuk zo'n stuifmeelkorrel op die stempel, maar wat dan???

Slide 55 - Slide

This item has no instructions

stap 1
je ziet hier maar 1 zaadbeginsel, deze zit in het vruchtbeginsel van de plant. de meeste hebben er hier heel veel van per vruchtbeginsel!
Stuifmeelkorrel
Stuifmeelbuis
zaadbeginsel

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Uit de bevruchte eicel komt de kiem.

Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad.

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

Hoe vaak is
de appel bevrucht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 59 - Quiz

This item has no instructions


In het vruchtbeginsel zitten
A
stuifmeelkorrels
B
stempels
C
zaadbeginsels
D
helmhokjes

Slide 60 - Quiz

This item has no instructions



Wat is waar?


A
a) stijl c) zaadbeginsel
B
b) stempel kleine afbeelding is een zaadcel
C
c) stijl kleine afbeelding is een eicel
D
a) stempel kleine afbeelding is een zaadbeginsel met eicel

Slide 61 - Quiz

This item has no instructions

Slide 62 - Video

This item has no instructions

Begrippen uit deze les
Stuifmeelbuis
Bevruchting
Kiem
Zaad

Slide 63 - Slide

This item has no instructions

aan de slag: 
Op blz. 163 en 164 
maken opdracht 1 t/m 4 en opdracht 10

Slide 64 - Slide

This item has no instructions

6.1 - Bloemen

Slide 65 - Slide

This item has no instructions

Slide 66 - Slide

Bloemen kunnen er heel verschillend uitzien. Toch hebben de meeste bloemen ongeveer dezelfde bouw.

De meeldraden zijn de mannelijke voortplantingsorganen van een plant. Een meeldraad bestaat uit een helmdraad en een helmknop.

In de helmknop zit stuifmeel. Stuifmeel bestaat uit heel kleine korrels: de stuifmeelkorrels. Stuifmeelkorrels zijn de mannelijke geslachtscellen van een plant. Als het stuifmeel rijp is, barst de helmknop open. De stuifmeelkorrels komen dan vrij.


wat is bestuiving?
je hebt in de vorige les gezien dat de meeldraden stuifmeelkorrels hebben (die dingen die zorgen voor hooikoorts enzo)

Slide 67 - Slide

This item has no instructions

wat is bestuiving?
als zo een stuifmeelkorrel op de stempel komt van een zelfde soort bloem, heb je bestuiving

Slide 68 - Slide

This item has no instructions

wat is bestuiving?
kan je alle onderdelen noemen?

Slide 69 - Slide

This item has no instructions

Slide 70 - Slide

This item has no instructions

Huiswerkcheck
maak de opdrachten van 
6.1      1 t/m 4
6.2     1 t/m 4
6.3      1 t/m 4
lezen 6.4 en maken 1 t/m 4 

Slide 71 - Slide

This item has no instructions

thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.4 Vruchten en zaden

Slide 72 - Slide

This item has no instructions

wat gaan we vandaag doen?
herhaling vorige lessen: bestuiving/bevruchting
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.4 vruchten en zaden
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 73 - Slide

This item has no instructions

Sleep naar de goede plaats
stempel
Bloem bodem
stijl
Vrucht beginsel
Eicel
Zaad beginsel

Slide 74 - Drag question

This item has no instructions

grote
kroonbladeren
plakkerig 
stuifmeel
geen geur
vertakte
stampers
nectar
kleurige 
kroonbladeren
meeldraden buiten de bloem
geur
licht stuifmeel
onopvallende kroonbladeren
wind 
bestuiving
insecten 
bestuiving

Slide 75 - Drag question

This item has no instructions

Bij welk onderdeel vind de bestuiving plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 76 - Quiz

This item has no instructions

Bij welk onderdeel vind de bevruchting plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 77 - Quiz

This item has no instructions

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kun je de veranderingen in het vruchtbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 78 - Slide

This item has no instructions

Inleiding
Na de bevruchting ontstaan in het vruchtbeginsel 1 of meerdere zaden. Het vruchtbeginsel is het begin van een vrucht.

Vruchten zijn er in alle soorten en maten.

Slide 79 - Slide

This item has no instructions

6.4 Vruchten en zaden
Na de bevruchting verandert er veel in een bloem.
In het vruchtbeginsel beginnen 1 of meer zaadbeginsels te groeien.

Alleen de zaadbeginsels waarin de eicellen zijn bevrucht, groeien uit tot zaden.

De andere zaadbeginsels in het vruchtbeginsel verschrompelen.

Slide 80 - Slide

This item has no instructions

6.4 Vruchten en zaden
Het vruchtbeginsel wordt groter.
Het groeit uit tot een vrucht.

De zaden bevinden zich in de vrucht.

Slide 81 - Slide

This item has no instructions

Slide 82 - Slide

This item has no instructions

6.4 Vruchten en zaden
De vrucht van een bonenplant heet een peulvrucht.

In de afbeelding op de vorige bladzijde zie je de veranderingen bij een bloem van een bonenplant.
We gaan deze veranderingen stap voor stap bekijken.

Slide 83 - Slide

This item has no instructions

1: de bloem voor de bevruchting.

2: Na de bevruchting beginnen het vruchtbeginsel en de zaadbeginsels te groeien.


Slide 84 - Slide

This item has no instructions

3. De kroonbladeren en de meeldraden vallen af, het vruchtbeginsel wordt steeds langer.

4. De bloemkelk verschrompelt, er blijft alleen een restant over. Ook van de stijl blijft alleen een restant over, ze zaadbeginsels worden groter.

Slide 85 - Slide

This item has no instructions

5. Als de boon rijp is, wordt de zaadhuid donkerder.

Uiteindelijk breekt de vrucht open en komen de zaden vrij.

Slide 86 - Slide

This item has no instructions

6.4 Vruchten en zaden
Sommige vruchten bevatten vruchtvlees: het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht.


Slide 87 - Slide

This item has no instructions

Slide 88 - Slide

This item has no instructions

Slide 89 - Slide

This item has no instructions

6.4 Vruchten en zaden
Appels, kersen, tomaten en peulen zijn vruchten.
Bonen, erwten en de pitten in appels, kersen en tomaten zijn zaden.

In sommige vruchten zit maar 1 zaad.
In andere vruchten zitten meerdere zaden.

Slide 90 - Slide

This item has no instructions

Slide 91 - Slide

This item has no instructions

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 92 - Quiz

This item has no instructions

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 93 - Quiz

This item has no instructions

Welk nummer wordt later een vrucht met zaden?

Is dit deel mannelijk of vrouwelijk?
A
Nummer 2 Mannelijk
B
Nummer 2 Vrouwelijk
C
Nummer 7 Mannelijk
D
Nummer 7 Vrouwelijk

Slide 94 - Quiz

This item has no instructions

Je ziet hiernaast een appel. Hoeveel vruchten en zaden zie je?
A
1 vrucht 1 zaadje
B
1 vrucht 2 zaadjes
C
2 vruchten 1 zaadje
D
2 vruchten 2 zaadjes

Slide 95 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt deze vrucht met zaden verspreid?
A
Door dieren
B
Door de wind
C
Door de plant zelf

Slide 96 - Quiz

This item has no instructions

vruchten en zaden kunnen worden verspreid door?
A
dieren, wind, insecten,water
B
dieren,wind,water,plant zelf
C
plant zelf, dieren, water ,insecten
D
insecten,wind , plant zelf,

Slide 97 - Quiz

This item has no instructions

In de afbeelding zie je een braam.
Op welke manier worden de vruchten en zaden verspreid?
A
Door de plant zelf
B
Door de wind
C
Door dieren

Slide 98 - Quiz

This item has no instructions

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 99 - Quiz

This item has no instructions

zelf aan de slag
6.4 Vruchten en zaden: maak de opdrachten 1 t/m 4


Slide 100 - Slide

This item has no instructions

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.5 Voortplanting bij dieren

Slide 101 - Slide

This item has no instructions

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorig les: 6.4 Vruchten en zaden
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.5 Voortplanting bij dieren
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 102 - Slide

This item has no instructions

Wat is bevruchting bij planten?
A
als een plant een vrucht heeft
B
als de kern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de kern van de eicel
C
als een boom appels heeft
D
Als een plant stuifmeelkorrels heeft

Slide 103 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen peulvrucht?
A
B
C
D

Slide 104 - Quiz

This item has no instructions

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 105 - Quiz

This item has no instructions

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 106 - Quiz

This item has no instructions


Een banaan is een zaad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 107 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het vruchtvlees?
A
Het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht
B
Het zachte, niet eetbare gedeelte van de vrucht

Slide 108 - Quiz

This item has no instructions

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen dat bij bevruchting elk van de ouders de helft van de chromosomen levert.
- kan je voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.

Slide 109 - Slide

This item has no instructions

Inleiding
Als de kernen van een mannelijke en een vrouwelijke geslachtscel versmelten, vindt er bevruchting plaats.
Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 110 - Slide

This item has no instructions

6.5 Voortplanting bij dieren
Een zaad ontstaat uit een zaadbeginsel waarvan de eicel is bevrucht. Als bij voortplanting bevruchting plaatsvindt, noem je dat geslachtelijke voortplanting.

Bij geslachtelijke voortplanting versmelt de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel.
Bij zaadplanten zijn dat de kern van een stuifmeelkorrel en de kern van een eicel.

Slide 111 - Slide

This item has no instructions

Elke celkern bevat chromosomen.

Chromosomen zijn lange, dunne 'draden'.

Chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen.

Slide 112 - Slide

This item has no instructions

Slide 113 - Slide

This item has no instructions

6.5 Voortplanting bij dieren
De bevruchte eicel groeit uit tot een kiem en de kiem groeit uit tot een nieuwe plant.

Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd.
Zo krijgen alle cellen van de nieuwe plant dezelfde bevruchte eicel.

Slide 114 - Slide

This item has no instructions

6.5 Voortplanting bij dieren
De helft van de chromosomen in de bevruchte eicel komt van de moederplant en de helft van de vaderplant.

Bij geslachtelijke voortplanting levert elke ouder de helft van de chromosomen.
De nieuwe plant heeft daardoor niet precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de twee ouderplanten.

Slide 115 - Slide

This item has no instructions

Bij geslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen niet precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouders!!!

Slide 116 - Slide

This item has no instructions

Slide 117 - Slide

This item has no instructions

6.5 Voortplanting bij dieren
Bij alle dieren vindt geslachtelijke voortplanting plaats.
De mannelijke geslachtscel bij dieren heet een zaadcel.
De vrouwelijke geslachtscel bij dieren heet een eicel, net als bij planten.

Uit een bevruchte eicel kan door celdeling een nieuw dier groeien.
De nakomelingen hebben dan niet precies dezelfde eigenschappen als de ouders.

Slide 118 - Slide

This item has no instructions

Slide 119 - Slide

This item has no instructions

6.5 Voortplanting bij dieren
Bij vogels komen de jongen (kuikens) uit een ei.
Ook andere dieren leggen eieren, zoals kikkers, vissen en insecten.
Bij dieren die hun eieren in het water leggen, kan de bevruchting in het water plaatsvinden (buiten het lichaam).
Bevruchting buiten het lichaam noem je uitwendige bevruchting.

Dit komt bijvoorbeeld voor bij vissen.

Slide 120 - Slide

This item has no instructions

Bij kikkers zit het mannetje tijdens de paring boven op het vrouwtje.

Het mannetje geeft zaadcellen af net op het moment dat het vrouwtje eicellen afzet.

De bevruchting vindt plaats in het water.

Het mannetje kan wel enkele dagen op het vrouwtje blijven zitten.

Slide 121 - Slide

This item has no instructions

Slide 122 - Video

This item has no instructions

6.5 Voortplanting bij dieren
Bij insecten vindt de bevruchting meestal plaats in het lichaam van het vrouwtje.
Dit noem je inwendige bevruchting.

Na de bevruchting zet het vrouwelijke insect eitjes af. In de eitjes ontwikkelen zich larven.
Ook bij vogels en zoogdieren vindt de bevruchting plaats in het lichaam van het vrouwtje.

Slide 123 - Slide

This item has no instructions

VRAGEN??

Slide 124 - Slide

This item has no instructions

6.5 Voortplanting bij dieren
Bij geslachtelijke voortplanting komen de chromosomen van 2 organismen bij elkaar in de bevruchte eicel.

Bij zaadplanten is de helft van de chromosomen in de bevruchte eicel afkomstig van de eicel en de andere helft van de stuifmeelkorrel.

Slide 125 - Slide

This item has no instructions

Begrippen uit deze les
bevruchting
chromosomen
geslachtelijke voortplanting
versmelten
erfelijk
uitwendig en inwendig

Slide 126 - Slide

This item has no instructions

zelf aan de slag
6.5 Voortplanting bij dieren: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 4 maken
(vanaf blz. 178)

Slide 127 - Slide

This item has no instructions

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen dat bij bevruchting elk van de ouders de helft van de chromosomen levert.
- kan je voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.

Slide 128 - Slide

This item has no instructions