18.2 Impulsgeleiding deel 1 4V

18.2 Impulsgeleiding deel 1
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

18.2 Impulsgeleiding deel 1

Slide 1 - Slide

Je schrikt van een onverwachte knal en draait je hoofd om. Het schema geeft deze handeling weer.
Benoem a, b en c.

Slide 2 - Open question


Leg uit wat de richting van de impuls is: 1 of 2.

Slide 3 - Open question


Waar in het lichaam bevindt zenuwcel b zich?

Slide 4 - Open question

Zenuwstelsel vs hormoonstelsel.
Wat zijn de gelijkenissen?

Slide 5 - Open question

Zenuwstelsel vs hormoonstelsel
Wat zijn de verschillen?

Slide 6 - Open question

Doel 18.2
Je leert hoe neuronen signalen verwerken en hoe ze impulsen geleiden

Slide 7 - Slide

Impulsen
Waar ontstaan impulsen?

Slide 8 - Slide

Impulsen
Waar ontstaan impulsen?

Slide 9 - Slide

Impulsen
Een impuls is een soort elektrische stroom door een zenuwcel.
Een impuls is een tijdelijke wijziging van het potentiaalverschil (ladingverschil) tussen de buitenkant en de binnenkant van de zenuwcel. 
Hij begint ergens (dendriet of cellichaam) en verspreidt zich over het hele membraan van de zenuwcel richting de uiteinden van het axon.


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Rustpotentiaal
Bij een zenuwcel in rust is het
verschil in lading tussen de
buitenkant van de cel en de
binnenkant -70mV.
De binnenkant van de cel is 
negatief geladen ten opzichte
van de buitenkant.



Slide 12 - Slide

Rustpotentiaal
De rustpotentiaal wordt in stand gehouden door de natrium-kalium pomp (of Na+/K+-pomp). Deze pomp pompt continu 3 Na+ van binnen naar buiten de cel en 2 K+ van buiten naar binnen de cel.

Dit kost energie.

Slide 13 - Slide

Na+-K+-pomp (BINAS 88E)
buitenkant

binnenkant


buitenkant

binnenkant


Slide 14 - Slide

Na+ en K+ poorten
Een impuls in een zenuwcel wordt veroorzaakt door een tijdelijke omdraaiïng van het ladingsverschil (buitenkant negatief t.o.v. binnenkant). Hierbij spelen Natrium en Kalium poorten (Na+ en K+ poorten) een rol. 

LET OP: Een POMP kost energie (actief transport), een POORT niet (passief transport).

Slide 15 - Slide

Actiepotentiaal
Die tijdelijke omdraaiïng van het landingsverschil noem je de actiepotentiaal. En die 'loopt' over de zenuwcel, van dendriet naar axon.

Denk aan een wave in een voetbalstadion.

Slide 16 - Slide

Actiepotentiaal (88F) BINAS!

Slide 17 - Slide

1 Rustfase

Slide 18 - Slide

2 Prikkel -> depolarisatie
Prikkel zwak:
kleine depolarisatie en herstel naar rustpotentiaal

Slide 19 - Slide

2 Drempelwaarde
Prikkel sterk genoeg:
Membraanpotentiaal naar -50mV: 
actiepotentiaal

Slide 20 - Slide

3 Actiepotentiaal
Alle Na+ poorten gaan open, cascade

Slide 21 - Slide

4 Repolarisatie
Bij 30 mV sluiten de Na+ poorten en openen de K+ poorten

Slide 22 - Slide

5 Hyperpolarisatie
K+ poorten reageren iets te traag bij bereiken rustpotentiaal

Slide 23 - Slide

Actiepotentiaal (88F) BINAS!

Slide 24 - Slide

Na+ poorten
Na+ poorten kunnen openen als gevolg van:
een chemische prikkel (neurotransmitter bij een zintuig/ in een synaps tussen twee cenuwcellen)
een elektrische prikkel (poorten ernaast gaat open)
een mechanische prikkel (tastzintuig)

Slide 25 - Slide

Na+ poorten - chemische prikkel
Axon-uiteinde of zintuigcel
zenuwcel

Slide 26 - Slide

Na+ poorten 
- elektrische
prikkel

Slide 27 - Slide

Na+ poorten - mechanische prikkel

Slide 28 - Slide

Impulsrichting
Doordat volgende Na+ poorten openen als gevolg van de actiepotentiaal in de buurt 'loopt' de actiepotentiaal over het hele neuron. Van dendriet naar het uiteinde van alle axonen.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Doel 18.2
Je hebt geleerd hoe neuronen signalen verwerken en hoe ze impulsen geleiden

Slide 32 - Slide

Begrippen 18.2
membraanpotentiaal. rustpotentiaal, Na+-Ka+-pomp, ionpoorten, chemische prikkel, elektrische prikkel, actiepotentiaal, cascade-effect, prikkeldrempel, depolarisatie, repolarisatie, hyperpolarisatie, absoluut refractaire periode, alles-of-nietsprincipe

Slide 33 - Slide

En wat nu?
In de online methode verder met thema 19.
Bekijk het filmpje in de volgende dia voor extra uitleg


Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video