5.1 Thema 5 | Speciaal onderwijs / ontwikkeling kind / ODD| CD

Speciaal onderwijs
Invloed opvoeding en ontwikkeling
1 / 49
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Speciaal onderwijs
Invloed opvoeding en ontwikkeling

Slide 1 - Slide

Wat is opvoeding?
A
Een kind begeleiden bij de ontwikkeling
B
Een kind groot brengen
C
Een kind voeden
D
Ik heb niet opgelet

Slide 2 - Quiz

Wat betekent opvoeden?
A
Jonge mensen helpen bij het volwassen worden.
B
Mensen op leeftijd helpen groeien.
C
Alleen baby's en peuters helpen groeien.

Slide 3 - Quiz

Wat betekend een Spartaanse (autoritaire) opvoeding?
A
Vrouwen werden opgeleid tot huisvrouw
B
De ouderen kregen een kind die hen verzorgden
C
Jongeren werden getraind tot soldaten
D
streng, sober en met discipline opvoeden

Slide 4 - Quiz

anti-autoritaire opvoeding is
A
opvoedingsstijl waarin ouders bepalen maar kind soms mag meebeslissen
B
opvoedingsstijl waarin de ouders de baas zijn
C
opvoedingsstijl waarin de ouders het kind helemaal vrij laten

Slide 5 - Quiz

Wat is het einddoel van opvoeden?
A
zelfstandig en zelfredzaam
B
zelfvertrouwen en sociaal
C
burger in de maatschappij

Slide 6 - Quiz

Wat houdt een liefdevolle en evenwichtig opvoeding in?
A
Orde, tucht en discipline
B
Een vrije opvoeding, lang leve de lol
C
Het stellen van grenzen en tucht
D
Het stellen van grenzen en vreugde

Slide 7 - Quiz

Een tweetalige opvoeding is een opvoeding waarbij het kind:
A
vanaf de geboorte twee talen hoort en dus ook twee talen leert spreken.
B
vanaf de 3 jaar twee talen hoort en dus ook twee talen leert spreken.
C
tweetalig onderwijs volgt.
D
vanaf de moedertaal als belangrijkste taal verwerft.

Slide 8 - Quiz

Autisme komt door de opvoeding
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling kan problemen opleveren voor de deelname aan de participatiesamenleving.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Welke 2 problemen kunnen ontstaan bij identiteitsontwikkeling (hoort bij sociaal-emotionele ontwikkeling)?
A
Geen zelfvertrouwen
B
Geen zelfstandigheid ontwikkelen
C
Teveel initiatief tonen
D
Teveel zelfvertrouwen hebben

Slide 11 - Quiz

Preventieve opvoedingsondersteuning is:
A
Helpen bij problemen die al ontstaan zijn
B
Helpen bij problemen waarbij de probleem nog niet bekend is.
C
Voorkomen van problemen in de opvoeding en ontwikkeling van het kind
D
A, B en C zijn juist.

Slide 12 - Quiz

Een kind heeft gescheiden ouders en heeft het moeilijk, waar houdt je rekening mee?
A
Je zorgt er voor dat het kind zich focust op maar één ouder
B
je verteld over je eigen problemen
C
je geeft het kind extra aandacht en toont begrip voor de situatie
D
je betrekt ouders niet meer bij de ontwikkelingen van het kind

Slide 13 - Quiz

Welke uitspraak over ontwikkeling is NIET waar?
A
Normaal gedrag kan overgaan in niet-normaal gedrag
B
normaal en niet-normaal gedrag is goed uit elkaar te houden
C
Ieder mens ontwikkelt zich in een eigen tempo
D
problemen in de ontwikkeling kunnen tijdelijk zijn

Slide 14 - Quiz

Als een kind zich niet goed kan hechten in zijn/haar jonge jaren dan is dit een verhoogd risico voor latere (ontwikkelings)problemen..
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat is een teken van een veilige hechting?
A
Kind toont geen emoties
B
Kind is altijd angstig
C
Kind vermijdt contact met ouders
D
Kind zoekt nabijheid bij ouders

Slide 16 - Quiz

Hoe kunnen ouders de sociale vaardigheden verbeteren?
A
Vechten als oplossing
B
Negeren van sociale interacties
C
Kind alleen laten spelen
D
Samen spelen met andere kinderen

Slide 17 - Quiz

Wat bevordert de ontwikkeling van een kind?
A
Overmatige druk om te presteren
B
Afleiding door schermen
C
Te veel regels en beperkingen
D
Speelgoed dat creativiteit stimuleert

Slide 18 - Quiz

Doelgroepen: ODD & CD

Slide 19 - Slide

Oppositioneel gedrag

Slide 20 - Slide

Oppositioneel gedrag
Twee soorten gedragsstoornissen
Het diagnostisch handboek voor psychiaters, het Diagnostic and Statistical Manual of mental Disorders (DSM-5, onderscheidt twee groepen gedragsstoornissen:

oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (odd, oppositional defiant disorder)
normoverschrijdend-gedragsstoornis (cd, conduct disorder)

Slide 21 - Slide

Wat is ODD?
ODD is een gedragsstoornis die voornamelijk ontstaat tijdens de kinderjaren of adolescentie. Aanhoudend agressief gedrag en de neiging om anderen opzettelijk lastig te vallen en te irriteren.

Boos en opstandig gedrag is normaal bij kinderen? Waar komt het normaal vandaag?
 
Wanneer spreken we van een gedragsprobleem?

Slide 22 - Slide

Kenmerken
  • Anderen opzettelijk irriteren
  • Vaak boos en ontevreden zijn
  • Geregeld ruzie maken met volwassenen/gezagsfiguren
  • Zich verzetten tegen verzoeken en/of regels van gezagsfiguren
  • Anderen de schuld geven van zijn/haar fouten of wangedrag
  • Lichtgeraakt zijn of zich snel ergens aan ergeren
  • Hatelijk en wraakzuchtig zijn

Slide 23 - Slide

Oorzaken ODD
Geen duidelijke oorzaken aan te wijzen voor de aanwezigheid van ODD. 

  • combinatie van aanleg en omgevingsfactoren. Zo kan het aangeboren temperament van een kind een rol spelen, maar ook aandachtsproblemen, impulsiviteit, pesten en gepest worden of een inconsistente opvoeding.



Ook is aangetoond dat kinderen met ODD een verhoogd risico lopen om op latere leeftijd ook andere stoornissen te ontwikkelen, zoals CD (norm overschrijdend-gedragsstoornis), depressie of een angststoornis.

Slide 24 - Slide

CD (Normoverschrijdend-gedragsstoornis)
CD staat voor Conduct Disorder en is een type gedragsstoornis. In het Nederlands noemen we het ook wel normoverschrijdend-gedragsstoornis. Kinderen en jongeren met CD vertonen gedrag waarbij anderen geweld wordt aangedaan. Hierbij kun je denken aan vechten, bedreigen of liegen. Ze houden zich niet aan regels of afspraken en worden vaak erg boos als ze gefrustreerd zijn. Voor de omgeving is het enorm lastig om met iemand om te gaan die last heeft van CD, aangezien er vaak ook agressief gedrag wordt vertoond. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Agressie gericht op mensen en dieren


  • vaak pesten, bedreigen of intimideren van anderen;
  • vaak beginnen met vechten;
  • gebruikmaken van een wapen dat bij anderen ernstig lichamelijk letsel kan veroorzaken (bijv. een knuppel, mes of vuurwapen);
  • mishandelen van mensen; van dieren
  • bestelen van iemand tijdens een directe confrontatie; anderen dwingen tot seksuele handelingen.

Slide 27 - Slide

ODD

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Casus
Het is woensdagochtend in groep 5, en de leerkracht geeft de opdracht voor de dag: "Vandaag gaan we werken aan een schrijfopdracht. Jullie moeten een kort verhaal schrijven over je favoriete dier." De leerkracht vraagt iedereen om zich in stilte voor te bereiden en rustig te beginnen, zodat de kinderen daarna kunnen delen wat ze hebben geschreven.
Joris kijkt naar zijn blaadje en zucht diep. Het lijkt wel of hij niet weet waar hij moet beginnen. De instructie was kort, maar voor Joris voelde het als te veel. Hij kijkt om zich heen en merkt dat zijn klasgenootjes al bezig zijn, wat zijn frustratie vergroot.
Binnen een paar minuten roept hij luid: "Dit is stom, ik wil niet schrijven! Waarom moet ik dit doen? Het is niet eens leuk!" Hij kijkt de leerkracht uitdagend aan en schopt zijn stoel weg, zodat hij iets verder van de tafel zit. Dit gedrag trekt de aandacht van de klas en zorgt voor enige verstoring.


Het is woensdagochtend in groep 5, en de leerkracht geeft de opdracht voor de dag: "Vandaag gaan we werken aan een schrijfopdracht. Jullie moeten een kort verhaal schrijven over je favoriete dier." De leerkracht vraagt iedereen om zich in stilte voor te bereiden en rustig te beginnen, zodat de kinderen daarna kunnen delen wat ze hebben geschreven.

Joris kijkt naar zijn blaadje en zucht diep. Het lijkt wel of hij niet weet waar hij moet beginnen. De instructie was kort, maar voor Joris voelde het als te veel. Hij kijkt om zich heen en merkt dat zijn klasgenootjes al bezig zijn, wat zijn frustratie vergroot.

Binnen een paar minuten roept hij luid: "Dit is stom, ik wil niet schrijven! Waarom moet ik dit doen? Het is niet eens leuk!" Hij kijkt de leerkracht uitdagend aan en schopt zijn stoel weg, zodat hij iets verder van de tafel zit. Dit gedrag trekt de aandacht van de klas en zorgt voor enige verstoring.

Slide 31 - Slide

Casus
Wat zou jij doen?

Slide 32 - Open question

Leerkrachthandelen

Slide 33 - Slide

Communicatie
  •  Relatie opbouwen
  • Benoem regels en consequenties bij overtreding van te voren
  • Vertel waarom het kind iets moet dan, daarna wat het moet doen
  • Geef geen opdrachten in vraagvorm 
  • Gebruik het woordje NU
  • Benoem het gedrag, negeer het niet
  • Stel reële duidelijke grenzen en handhaaf die zeer consequent
  • Positieve regels opstellen 
  • Laat het kind eerst afkoelen als het boos is 
  • Vraag niet 10 keer hetzelfde
  • Raak het kind niet aan

Slide 34 - Slide

Conflicten 
  • Bedenk van te voren een plan voor als een conflict ontstaat
  • Bespreek later de situatie na, laat het kind eerst afkoelen
  • Kan humor gebruiken om de spanning te breken
  •  Als een kind in discussie wil gaan: 2 keuzes geven
  • Time - out plek

Slide 35 - Slide

Oplossingsgericht
  • Activeer het kind om mee te denken over wat het als mogelijke oplossingen ziet
  • Spreek plannen door samen met het kind, praat samen
  • Laat het kind de gevolgen van zijn gedrag zien, eventuele schade zelf verhelpen
  • Maak het kind bewust van zijn eigen gedrag en de keuzes die het hiervoor maakt 

Slide 36 - Slide

Klassikaal
  • Bespreek agressie in de groep door bijvoorbeeld rollenspellen
  • Zorg voor een positief klimaat, de rest van de groep kan de leerling met ODD uitlokken, maar ook helpen
  • Wees ervan bewust dat kinderen met ODD een verhoogd risico lopen op gepest en buitengesloten worden.  

Slide 37 - Slide

Stelling:
Leerlingen waarbij ODD is vastgesteld moeten altijd naar een SO of SBO school. 

Slide 38 - Open question

Stelling:
Met de juiste hulp kan een kind van ODD afkomen.

Slide 39 - Open question

Stelling:
Ik zou het verschrikkelijk vinden om een kind met odd in de klas te hebben.

Slide 40 - Open question

Waar staat de afkorting ODD voor?
A
Oppositioneel - opstandige gedragsstoornis
B
Onverantwoord - opstandige gedragsstoornis
C
Onveranderd - opstandige gedragsstoornis
D
Oppositional defiant disorder

Slide 41 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van ODD?
A
Anderen opzettelijk irriteren
B
Veel dagdromen
C
Vaak boos en ontevreden zijn
D
Hatelijk en wraakzuchtig zijn

Slide 42 - Quiz

Wat moet je doen wat betreft communicatie?
A
10 keer hetzelfde vragen
B
Het kind uitschelden
C
Opdrachten geven in vraagvorm
D
Vertel waarom het kind iets moet dan, daarna wat het moet doen

Slide 43 - Quiz

Wat moet je doen bij een conflict?
A
Het kind laten afkoelen
B
Tegen het kind schreeuwen
C
De rest van de klas bij het kind weghalen
D
2 keuzes geven

Slide 44 - Quiz

Wat werkt niet oplossingsgericht?
A
Activeer het kind om mee te denken over wat het als mogelijke oplossingen ziet
B
Laat het kind de gevolgen van zijn gedrag zijn
C
Laat het kind erbuiten en besprek met de ouders wat de beste aanpak is wanneer het kind niet wilt luisteren
D
Maak het kind bewust van zijn eigen gedrag en de keuzes die het hiervoor maakt

Slide 45 - Quiz

Slide 46 - Video

ODD
CD
verzet zich tegen regels
maakt veel ruzie met volwassenen
spijbelt en loopt weg van huis
zet aan tot vechten
is vaak boos
pest, bedreigt en intimideert anderen
is hatelijk en wraakzuchtig
mishandelt mens en dier

Slide 47 - Drag question

Er is maar 1 behandeling voor ODD
A
er zijn er 2
B
er is er maar 1
C
er zijn er minimaal 2 en meer
D
geen

Slide 48 - Quiz

zijn er behandelingen voor CD?
A
ja
B
nee
C
soms
D
weten ze niet

Slide 49 - Quiz