6.3 Rekenen met de factor

Wiskunde
1 / 37
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wiskunde

Slide 1 - Slide

H6 - Vergroten


§ 6.3 Rekenen met de factor, blz. 220

Slide 2 - Slide

Nodig:
Ruitjesschrift
Wiskundeboek
Rekenmachine
Pen, potlood
Geodriehoek

Slide 3 - Slide

6.3 Rekenen met de factor
Deze les: 
              1. Terugblik
              2. Lesdoelen
              3. Uitleg
              4. Aan het werk
              5. Spelletje

Slide 4 - Slide

Wat gebeurt er met de hoeken in het figuur wanneer je deze vergroot?
A
De hoeken worden ook groter. Ik weet zeker dat dit antwoord goed is.
B
De hoeken blijven even groot. Ik weet zeker dat dit antwoord goed is.
C
De hoeken worden ook groter. Ik twijfel of dit het goede antwoord is.
D
De hoeken blijven even groot. Ik twijfel of dit het goede antwoord is.

Slide 5 - Quiz

Hoe bereken je de vergrotingsfactor?
a = origineel
b = beeld
A
76:42 = vergrotingsfactor
B
70:42 = vergrotingsfactor
C
42:76 = vergrotingsfactor
D
42:70 = vergrotingsfactor

Slide 6 - Quiz

Bij het vergroten van een figuur ....
A
Verandert de vorm
B
Worden alle zijden met hetzelfde getal vermenigdvuldigd
C
Blijft de vorm hetzelfde
D
Maak je elke zijde langer

Slide 7 - Quiz

Wat is de vergrotingsfactor?
A
1
B
5
C
4
D
16

Slide 8 - Quiz

Een foto is 5 cm breed.
De foto wordt vergroot met vergrotingsfactor 3.
Wat is de breedte van de vergroting?

Slide 9 - Open question

Hoe groot is zijde met de vraagteken?
Geef je berekening
3
4
44
?
a
b

Slide 10 - Open question

Terugblik

Op je wisbordje:
Bereken de factor.



Slide 11 - Slide

Terugblik

De factor is 1,33.
Bereken zijde EF.



Slide 12 - Slide

Wiskunde

Slide 13 - Slide

Schrijf in je schrift: uitleg § 6.3





      



De figuur die je vergroot, heet origineel en de vergroting heet beeld.



Slide 14 - Slide

Schrijf in je schrift: uitleg § 6.3



Factor meer dan (>) 1

      



De figuur die je vergroot, heet origineel en de vergroting heet beeld.

beeld wordt groter.


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Schrijf in je schrift: uitleg § 6.3



Factor meer dan (>) 1

Factor minder dan (<) 1       



De figuur die je vergroot, heet origineel en de vergroting heet beeld.

beeld wordt groter.

beeld wordt kleiner.

Slide 17 - Slide

Schrijf in je schrift: uitleg § 6.3



Factor meer dan (>) 1

Factor minder dan (<) 1       



De figuur die je vergroot, heet origineel en de vergroting heet beeld.

beeld wordt groter.

beeld wordt kleiner.
Let op: dit wordt wel vergroten genoemd!

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Als je het origineel met een factor groter dan 1 vermenigvuldigt, dan wordt het beeld...
A
groter
B
kleiner
C
blijft even groot

Slide 21 - Quiz

Als je het origineel met een factor kleiner dan 1 vermenigvuldigt, dan wordt het beeld...
A
groter
B
kleiner
C
blijft even groot

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Lesafsluiting

Wat is waar?      




A. Als de factor kleiner is dan 1, dan wordt de beeld groter. 

B. Als het beeld kleiner wordt, is het ook een vergroting. 

Slide 36 - Slide

Volgende les huiswerk.
H. 6 § 6.3 af

Slide 37 - Slide