Week 41 - H.1-Grammatica en Spelling

Emir
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Emir

Slide 1 - Slide

Vedat:
-tentamen
-affiche

Slide 2 - Slide

Vrijdag 9 oktober
Wat doen we vandaag?

  • Nakijken: blz. 28 - opdracht 2,3,4,5
  • Theorie blz. 30 - tegenwoordige en verleden tijd

Slide 3 - Slide

Leestekens

Slide 4 - Slide


We gaan nakijken!
H.1 Grammatica, blz. 29, 
opdracht 2,3,4,5

Slide 5 - Slide

Opdracht 2, blz. 29

1 Mevrouw Jansen vertelt: 'Ik wil dagelijks contact     houden met mijn vader.'

2 In de les schreeuwt Eefje naar Rob: 'Houd toch eens   op met dat geklier!'

3 De trainer vraagt aan de gevallen turner: 'Kon jij je   evenwicht niet bewaren?'

4 Aan het eind van de vakantie riep Tom: 'Wat jammer   dat het al weer voorbij is.'

5 Streng vertelt de dokter: 'Veel water drinken en meer   bewegen dus!'

Slide 6 - Slide

Opdracht 4
, blz. 29


1 'Houd toch eens op met die flauwekul, Lodewijk!'

2 De supporters joelden: 'We gaan winnen!' 

3 Op een zeurend toontje vraagt de peuter aan zijn     moeder: 'Mag ik nog een ijsje?' 

4 De fiets van Batavus die Bob gekocht heeft, is van   slechte kwaliteit. 

5 Vlak voordat ze de bus instapte, fluisterde Amber haar   moeder in het oor: 'Ik krijg vast heimwee.'

Slide 7 - Slide

Opdracht 5
, blz. 29

1 Moet Ajax zondag in Eindhoven een wedstrijd spelen   tegen PSV? 

2 De tomatenketchup van Albert Heijn vind ik lekkerder   dan Heinz ketchup. 

3 Als Alex op vakantie is in Zuid-Holland, gaat hij   zwemmen in Duinrell en winkelen in Den Haag. 

4 'k Heb gisteren twintig Engelse woordjes   overgeschreven. 

5 In de herfst komt de wind meestal uit het westen en   niet uit het zuiden.

Slide 8 - Slide

Week 41

Doel van deze les:

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM

IN TT EN VT

- je kent de stam van een werkwoord

- je weet wat zwakke en sterke ww zijn

- je kunt de pv in de tt en vt goed spellen

Slide 9 - Slide

Theorie tegenwoordige en verleden tijd

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat weet je al?

- Hoe vind je de stam?
- Wat is het hele werkwoord? 
- Wat is een sterk werkwoord? 

Slide 12 - Slide

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 13 - Slide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit





geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 14 - Slide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 15 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 16 - Slide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 17 - Slide

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 18 - Slide

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 19 - Slide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 20 - Slide

0

Slide 21 - Video

0

Slide 22 - Video

Opdracht 7 + 8, blz. 31
MAKEN

Slide 23 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 24 - Slide

PERSOONSVORM

in de

VERLEDEN TIJD



ZWAKKE WERKWOORDEN

Slide 25 - Slide

ZWAKKE en STERKE

werkwoorden


Wat is het verschil?

Slide 26 - Slide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 27 - Slide

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 28 - Slide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 29 - Slide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 30 - Slide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 31 - Slide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 32 - Slide

0

Slide 33 - Video

Slide 34 - Slide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
Maken H.1-Gramm en Spelling, blz. 31: 
opdracht 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13
 Wat?

Met wie?
Hulp?

Klaar?

Zelfstandig, in stilte
timer
10:00
Vraag de docenten om hulp
-Leren theorie t.t. en v.t. H.1-Grammatica en Spelling
-Lezen in ‘Weg’

Slide 35 - Slide