Chapitre 5 - aller + futur proche

Le Futur Proche
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Le Futur Proche

Slide 1 - Slide

Lesdoel: aan het einde van de les...
- Kennen we de getallen tot en met 2000
- Weet ik de betekenis en de vormen van het werkwoord aller
- Kan ik een toekomende tijd maken  

Slide 2 - Slide

Le programme:
1. Corriger ex. 19 t/m 22
2. Faire ex. 23a, b en d
3. Aantekening bron H
4. Au travail!

Slide 3 - Slide

Welke onregelmatige werkwoorden ken ik al (+ vertaling)?

Slide 4 - Open question

Bron H: het werkwoord aller 
Het werkwoord aller = gaan. Dit werkwoord is onregelmatig en moet je dus net als avoir en être uit je hoofd leren.
Je                vais         = ik ga
Tu                vas          = jij gaat
Il/elle/on   va            = hij/zij/men gaat
Nous          allons     = wij gaan 
Vous           allez        = jullie gaan/ u gaat
Ils/elles     vont         = zij gaan

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Bron H:  de futur proche - toekomende tijd 
De futur proche gebruik je om te vertellen wat je in de toekomst gaat doen (toekomst van VANDAAG of morgen). 

Hoe maak ik de futur proche?
Vorm van het werkwoord aller + heel werkwoord 

BV: Ik ga vanmiddag zwemmen
Cet après-midi, je vais nager

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Marie gaat
A
Marie vas
B
Marie va
C
Marie vais
D
Marie allez

Slide 9 - Quiz

Jullie gaan
A
Nous allons
B
Vous allez
C
On va
D
Vous allons

Slide 10 - Quiz

Zet de zin in een toekomende tijd:
Les élèves (faire) les devoirs

Slide 11 - Open question

Zet de zin in een toekomende tijd
Tu (acheter) un nouveau jean?

Slide 12 - Open question

Les devoirs:
Faire:
ex. 23, 25,
ex. 27 t/m 29
ex. 31B t/m 32
Apprendre:
voca E, page 42 livre d'exercices
Le futur proche, Bron H, page 71 livre de textes


Slide 13 - Slide