Betoog

H3C
voorlopig op donderdag StuVa
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3C
voorlopig op donderdag StuVa

Slide 1 - Slide

Opbouw

  1. Wat gaan we de komende tijd doen?
  2. Uitleg opdracht;
  3. (als er tijd over is) zelfstandig werken aan opdracht!

Slide 2 - Slide

StuVa

Slide 3 - Slide

Wat gaan we de komende tijd doen?
Jullie gaan een betoog houden!
Deze maak je zelf, en presenteer je uiteindelijk aan de klas :)

Slide 4 - Slide

Waar denk je aan bij het woord 'betoog'?

Slide 5 - Slide

Eisen betoog
  • Je houdt je aan het stappenplan dat je van mij hebt gekregen :)
  • Je schrijft je betoog uit op papier.
    Lukt met je handschrift niet?
    Mag het op de Ipad (ChatGPT = 1!)
  • Stelling: studievaardigheden in leerjaar 3 is tijdverspilling!
  • Mening is duidelijk, meerdere argumenten + tegenargument & weerlegging.
  • Voorbeelden bij argumenten!

Slide 6 - Slide

  • De schrijver geeft zijn mening;
  • Tekstdoel is overtuigen;
  • Argumenten ondersteunen een mening;
  • Subjectieve en objectieve argumenten;
  • Titel bevat vaak al een mening;
  • Aanleiding van een betoog is een stelling.

Kenmerken van een betoog

Slide 7 - Slide

Indeling betoog
Inleiding
Goede beginzin.
Stelling verwerkt en korte mening.
2e alinea
Onderbouwd argument.
3e alinea
Onderbouwd argument.
4e alinea
Tegenargument en weerlegging. 
Slot
Samenvatten argumenten en conclusie.

Slide 8 - Slide

Stelling voor deze opdracht:
Eisen:
  • Je moet er over van mening kunnen verschillen;
  • Bevat geen ontkenning (positief geformuleerd);
  • Zo kort als mogelijk (15 woorden);
  • Bevat geen argument.

Voor deze opdracht:
  • Studievaardigheden in leerjaar 3 is tijdverspilling!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Mobieltjes tijdens het eten leiden af; het is niet gezellig, je moet ze wegleggen bij het eten!
A
Je moet ze wegleggen IS HET ARGUMENT.
B
Mobieltjes leiden af; is niet gezellig IS HET ARGUMENT.

Slide 12 - Quiz

Mobieltjes moeten tijdens de les verboden worden, leerlingen kunnen er niks nuttigs mee doen.
A
Mobieltjes moeten tijdens de les verboden worden =argument.
B
Mobieltjes moeten tijdens de les verboden worden = standpunt.

Slide 13 - Quiz

Ik hou van New York,
het is groot en er zijn veel wolkenkrabbers.
(feitelijk argument)

Slide 14 - Slide

Ingezonden brief in een krant is vaak een betoog.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 15 - Quiz

In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 16 - Quiz

Maak gebruik van signaalwoorden:

  • Reden of argument: namelijk, immers, want, omdat.
  • Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, zodat, als gevolg van.
  • Tegenstelling: maar, toch, echter, enerzijds, daarentegen.
  • Samenvatting: kortom, al met al, met andere woorden.
  • Conclusie: dus, concluderend, samengevat.

Slide 17 - Slide

Ik hou van New York, deze stad is zo chill, relaxed en romantisch! (waarderend argument).

Slide 18 - Slide

Ik ga niet mee naar Parijs, want Parijs is groot en dichtbevolkt.
A
''want Parijs is groot en dichtbevolkt'' = feitelijk argument.
B
''want Parijs is groot en dichtbevolkt'' = waarderend argument.

Slide 19 - Quiz

Ik ga graag mee naar Parijs, want in Parijs heb je de mooiste musea!
A
''want in Parijs heb je de mooiste musea!'''= waarderend argument.
B
''want in Parijs heb je de mooiste musea!'' = feitelijk argument.

Slide 20 - Quiz

  • Tekstdoel van een betoog is overtuigen;
  • Je schrijft een betoog naar aanleiding van een stelling;
  • Over een stelling kun je van mening verschillen;
  • Om je mening duidelijk te maken, gebruik je argumenten   of redenen;
  • Bij elk argument geef je voorbeelden.
Samengevat

Slide 21 - Slide

Werktijd / vragenronde
Je gaat in stilte aan het werk met je betoog.

Vragen? Vinger en ik kom bij je :)

Tot 13:40.

Slide 22 - Slide