H6 quiz

Een das?
Wel is van gehoord?
Wel eens gezien?
Wat zou je erover willen weten?
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Een das?
Wel is van gehoord?
Wel eens gezien?
Wat zou je erover willen weten?

Slide 1 - Slide

Hoe ziet een das eruit?
- Zwart met wit
- lengte kop-romp: 65-80 cm
- lengte staart: 12-19 cm
- gewicht: 6,6 - 16,7 kg

Slide 2 - Slide

Waar wonen dassen?
- Dassenburcht
- Met familie

Slide 3 - Slide

Wat eten dassen?
- Alleseter
- Ziet heel slecht, maar ruikt goed --> zoekt regenwormen
- Een das eet 400-600 gram per dag en het duurt vaak enige uren voordat hij genoeg voedsel heeft gevonden.

Slide 4 - Slide

Menselijke invloed?
- de grootste bedreiging de sterfte door verkeer of verdrinking in beschoeide kanalen.
- In Zuid-Limburg was tot 1960 dassenvlees en potjes dassenvet nog op straat te koop 

Slide 5 - Slide

Quiz H6
Pak je telefoon en kom in de LessonUp

Slide 6 - Slide

Kies de juiste pijlen om een voedselweb te maken

Slide 7 - Drag question

Vul in het schema van het voedselweb de volgende organismen op de juiste plaats in (zie afbeelding). 
muggenlarve
snoek
kikkervisje
waterkever
baars
algen

Slide 8 - Drag question

Waar begint een voedselweb of keten mee?
A
vleeseters
B
planteneters
C
planten

Slide 9 - Quiz


Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
gras <- konijn <- vos
C
gras -> konijn -> havik -> vos
D
vos -> havik -> konijn ->gras

Slide 10 - Quiz

Van welke orde zijn vleeseters?
A
consumenten 1ste orde
B
consumenten 2e orde

Slide 11 - Quiz

Zie afbeelding; Autotroof of heterotroof?
A
autotroof
B
heterotroof

Slide 12 - Quiz

Bamboe is (1) en een panda is (2)
A
(1) autotroof (2) autotroof
B
(1) autotroof (2) heterotroof
C
(1) heterotroof (2) autotroof
D
(1) heterotroof (2) heterotroof

Slide 13 - Quiz

Piramide van aantallen
Piramide van biomassa

Slide 14 - Drag question

Wat is een ander woord voor milieu?
A
organismen
B
vervuiling
C
leefomgeving

Slide 15 - Quiz

Een 1e consument:
A
Wordt gegeten
B
Eet de plant en wordt dan gegeten
C
Staat aan de top van een voedselpiramide

Slide 16 - Quiz

In welk gedeelte van een voedselpiramide is de biomassa het grootst?
A
Producenten
B
Consumenten 1e orde
C
Consumenten 2e orde
D
Consumenten 3e orde

Slide 17 - Quiz

Wat staat er altijd onderaan de voedselpiramide? En wat bovenaan?
A
Onder: toppredator Boven: consument
B
Onder: producent Boven: toppredator
C
Onder: consument Boven: producent
D
Onder: toppredator Boven: producent

Slide 18 - Quiz

Wat bestuderen we in de ecologie?
A
In de ecologie bestuderen we alle relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu
B
In de ecologie bestuderen we een milieu
C
In de ecologie bestuderen we de invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur
D
In de ecologie bestuderen we de wisselwerkingen binnen een populatie

Slide 19 - Quiz

Hoe lang is de langste voedselketen in dit voedselweb?
A
7 schakels lang
B
6 schakels lang
C
5 schakels lang
D
8 schakels lang

Slide 20 - Quiz

Biotisch of abiotisch?
Bodem
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 21 - Quiz

Biotisch of abiotisch?
Wind
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 22 - Quiz


Lieveheerstbeestje eet bladluis
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 23 - Quiz


Lieveheerstbeestje weggejaagd door mieren
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 24 - Quiz


Lieveheerstbeestje legt eieren
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 25 - Quiz

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatie groot is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 26 - Quiz

Er zijn een aantal woorden weggehaald uit deze optimumkromme, plaats de juiste woorden op de juiste plek
temp
overlevingskans
optimum
maximum
biotisch
minimum

Slide 27 - Drag question

Welk niveau van de ecologie wordt beschreven?
Op de Veluwe leven wilde zwijnen die zich onderling voortplanten. Samen vormen ze een
De populaties van de verschillende soorten op de Veluwe vormen een
De Veluwe is een voorbeeld van een
Een enkel organisme noem je een
levensgemeen-schap
individu
populatie
ecosysteem

Slide 28 - Drag question

Tot welk niveau van de ecologie behoort een vijver?

Slide 29 - Open question

Welke groep organismen staan altijd aan het begin van een voedselketen? Leg uit

Slide 30 - Open question

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 31 - Quiz

Noteer een voedselketen bestaande uit vier schakels uit de informatie.


Slide 32 - Open question

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 33 - Quiz

De stikstof die planten opnemen voor de stikstofkringloop komt uiteindelijk uit...
A
de lucht
B
dode resten van dieren
C
mineralen
D
plantaardige eiwitten

Slide 34 - Quiz

In de stikstofkringloop vindt in de grond een omzetting plaats van afval (dode resten van organismen) in (stikstof)mineralen. Welke organismen zorgen voor deze omzetting?
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën en schimmels

Slide 35 - Quiz

Het is midden in de zomer en overal is het kurkdroog. Twee dassen vechten met elkaar om bij een poeltje water te kunnen drinken.
Welke uitspraak hierover is juist?
A
Deze dassen zijn voor elkaar een abiotische factor.
B
Deze dassen zijn voor elkaar een biotische factor.
C
Deze dassen zijn voor elkaar een abiotische factor en een biotische factor.

Slide 36 - Quiz

In de Oosterschelde ligt een zandplaat die nu nog maar zelden droogvalt. De bodem van die zandplaat bevat meer schelpdieren dan voor de komst van de Oosterscheldedam.
Het aantal algen en het aantal vogels hangen beide samen met de toename van het aantal schelpdieren.

Leg uit wat de invloed is van het aantal algen op het aantal schelpdieren

Slide 37 - Open question

In Nederland groeien op veel akkers maisplanten. Die groeien onder gunstige omstandigheden snel en slaan dan veel reservestoffen op in de maiskolven. Dat maakt mais geschikt als veevoer.
Onder bomen groeit mais minder goed dan als er geen bomen staan. Noteer een oorzaak voor het slechter groeien van maisplanten onder bomen.

Slide 38 - Open question