2BK Oefentoets spelling 3.8 en 4.8 (P2)

Oefentoets 
Spelling 3.8 en 4.8
2BK
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets 
Spelling 3.8 en 4.8
2BK

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De verleden tijd



Zwakke en sterke werkwoorden

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Weet je het nog?
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions


                            
Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
ex-kofschip, schrijf je in de verleden tijd -te(n).
Zo niet, dan schrijf je -de(n). 
Regel
Leer de regels uit je hoofd.
't ex-kofschip

Slide 5 - Slide

werken - werk
De 'k' komt voor in 't ex-kofschip, dus is de verleden tijd werkte.

TT: Ik fiets.
VT: ...

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

TT: Loes verft mijn haren.
VT: ...

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Let op
  • Als de stam (ik-vorm) al eindigt op -d of -t, dan schrijf je in de verleden tijd -dd of -tt.

  • Een werkwoord in de verleden tijd eindigt nooit op -dt.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
antwoorden, 
stam = antwoord,
de verleden tijd is antwoordde

planten,
stam = plant,
de verleden tijd is plantte

Slide 9 - Slide

This item has no instructions


VT: Ik ... (koken) pasta.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions


VT: Wij ... (zetten) de pot op tafel.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions


VT: De ridders ... (leven) vroeger.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions


Zet de zin in de verleden tijd. 
Noteer alleen de persoonsvorm
De supporters juichen de spelers toe.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Het voltooid deelwoord



Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is de persoonsvorm

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.
A
lust
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden toen mijn vader in zijn vinger had gezaagd.
A
rijden
B
gezaagd
C
moest
D
had

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:

'We hebben gisteren het Rijksmuseum bezocht.'

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu moet hij door geldgebrek verhuizen.

A
heeft
B
geldgebrek
C
ontvangen
D
verhuizen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord bijvoeglijke gebruikt in deze zin:
De (verkleden)
kinderen genoten van een grandioos tuinfeest.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord bijvoeglijke gebruikt in deze zin:
De (ontwikkelen) foto's waren overbelicht.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord bijvoeglijke gebruikt in deze zin:
Het (verwachten) succes bleef uit.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord bijvoeglijke gebruikt in deze zin:
De (verplanten) heesters deden het best.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord bijvoeglijke gebruikt:
De (verroesten) sleutel paste niet.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Samenstellingen

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Maak een samenstelling van de woorden:
trap + huis

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van de woorden:
buur + ruzie

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van de woorden:
elektriciteit + centrale

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van de woorden:
lengte + verschil

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van de woorden:
muis + val

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van de woorden:
volk + zanger

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Einde van de oefentoets.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions