2. Neem altijd jouw spullen mee. Je neemt elke les een opgeladen laptop, boek en pen mee.
3. Telefoon in de tas, dopjes uit, smartwatch verbinding uit.
4. Jas uit, tas van tafel en niet eten in de les.
5. Ben je er een les niet? Maak het huiswerk dan thuis. Gebruik de e-mail die ik elke les verstuur.
6. Sla geen vragen over en antwoord altijd met uitleg.
Slide 3 - Slide
timer
20:00
Slide 4 - Slide
Planning vwo
15-02: 4.1 Wat is een pluriforme samenleving? EN 4.2 Cultuur en identiteit
29-02: 4.3 Wij en zij EN 4.4 Migratie naar Nederland
07-03: 4.5 Europese dilemma’s EN 4.6 Patronen van integratie
14-03: 4.7 Nederland verandert EN 4.8 Burgers van Nederland
21-03: 5.1 Wat is een verzorgingsstaat? EN 5.2 Ontwikkeling van de verzorgingsstaat
28-03: 5.3 Onderwijs EN 5.4 Gezondheidszorg
04-04: 5.5 Sociale zekerheid EN 5.6 De betekenis van werk
SO 3 Toetsweek: ma 08-04 t/m vrij 12-04
Slide 5 - Slide
Terugblik op donderdag 29-02:
4.3 Wij en zij
en
4.4 Migratie naar Nederland
Slide 6 - Slide
Wij en zij
In deze paragraaf behandelen we:
Wat de functie van wij-zij-denken is.
Wat het verband is met stereotypen en vooroordelen.
Hoe dit kan leiden tot discriminatie, racisme en polarisatie.
De centrale vraag van deze paragraaf is:
Hoe werkt wij-zij denken en welke maatschappelijke gevolgen heeft dit?
Slide 7 - Slide
Wij-zij-denken
Kenmerken:
Positief beeld van de eigen groep (ingroup), negatief en oppervlakkig beeld van de anderen (outgroup).
Afzetten tegen de andere groep versterkt de onderlinge band en saamhorigheid in de eigen groep.
Gaat vaak samen met stereotypen en vooroordelen.
Functie:
Vervult behoefte om ergens bij te horen.
Draagt bij aan een positieve identiteit.
Zorgt voor verbondenheid in de ingroup.
Slide 8 - Slide
Hoe ontstaan stereotypen en vooroordelen?
Categoriseren (hokjesdenken): om de wereld overzichtelijk te maken maakt je brein hokjes aan waarin je automatisch mensen, voorwerpen of situaties in plaatst.
Doel is om de wereld overzichtelijk te maken.
Gevolg is het ontstaan van stereotypen en vooroordelen.
Slide 9 - Slide
Stereotypen en vooroordelen
Stereotype: Een overdreven vaststaand beeld van een groep mensen. Bijvoorbeeld: “Domme blondjes.”
Vooroordeel: Oordeel over iemand of een groep zonder dat je die persoon of groep kent. Bijvoorbeeld: “Ze zal wel niet zo slim zijn, want ze is blond.”
Opdracht: Noem een stereotype en een vooroordeel die jij tijdens jouw socialisatie hebt aangeleerd.
Slide 10 - Slide
Maatschappelijke gevolgen
Discriminatie: Ongelijk behandelen van mensen op basis van een kenmerk dat er voor die situatie niet toe doet, bijv.:
Geslacht
Leeftijd
Huidskleur of afkomst
Geloof
Seksuele geaardheid
Handicap
Discriminatie leidt tot sociale ongelijkheid en minder sociale cohesie.
Kan bewust en onbewust zijn. Is verboden o.g.v. artikel 1 Grondwet.
Slide 11 - Slide
Racisme
Racisme: Kwetsende/vernederende uitspraken over of discriminatie van mensen op grond van huidskleur of afkomst.
Institutioneel racisme: Discriminatie op grond van huidskleur en afkomst is vastgelegd in regels en procedures van organisaties en in ongeschreven regels, tradities en gewoonten.
Slide 12 - Slide
Polarisatie
Wij-zij-denken in extremere vorm kan leiden tot:
Polarisatie: proces waarbij tegenstellingen worden benadrukt en groepen steeds sterker tegenover elkaar komen te staan.
Vraag: Waarom is polarisatie een gevaar voor de samenleving?
Slide 13 - Slide
Maatschappelijke gevolgen
Discriminatie en racisme zorgen voor sociale ongelijkheid.
Wij-zij-denken in extremere vorm vermindert de sociale cohesie.
Tegenovergestelde van deze ontwikkelingen is een inclusieve samenleving:
Inclusieve samenleving: samenleving waarin iedereen ongeacht afkomst, geloof, geslacht , geaardheid of handicap mee mag en kan doen.
Slide 14 - Slide
4.4 Migratie naar Nederland
Migratie is van alle tijden en sinds lange tijd migreren mensen van en naar Nederland. Al jarenlang leidt de komst van migranten tot discussie.
In deze paragraaf komen aan de orde:
Motieven voor migratie
Verschillende groepen migranten
Nederlands beleid en internationale verdragen
De centrale vragen in deze paragraaf zijn:
Hoe open is Nederland?
En hoe open vind jij dat Nederland moet zijn?
Slide 15 - Slide
Motieven (push factoren)
Economische motieven:
Armoede en gebrek aan werk in eigen land.
Tekort aan specialistische kennis in een ander land.
Politieke motieven:
Oorlog.
Vervolging vanwege geloof, politieke opvatting of seksuele geaardheid.
Sociale motieven:
Hereniging met familie.
Trouwen met een geliefde in een ander land.
Slide 16 - Slide
Migratie uit de vroegere koloniën
Nederland kent verscheidene migrantengroepen die uit één van de voormalige koloniën van Nederland komen:
Suriname (onafhankelijkheid in 1975).
Indonesië (onafhankelijkheid in 1949): Indische Nederlanders en Molukkers.
Caribisch deel van het Koninkrijk (voormalige Nederlandse Antillen).
Slide 17 - Slide
Arbeidsmigranten
In de jaren zestig kwamen gastarbeiders naar Nederland vanwege de groeiende economie. Ze kwamen vooral uit Spanje, Italië, Turkije en Marokko.
Tegenwoordig komen de meeste arbeidsmigranten uit de Europese Unie. Dit is geregeld in het Verdrag van Schengen (1985) en het Verdrag van Maastricht (1992).
Slide 18 - Slide
Kennismigranten
Sinds eind jaren zeventig worden migranten van buiten de EU die hier komen werken alleen toegelaten als zij een beroep of kennis hebben waar behoefte aan is.
Kennismigrant: hoger opgeleide migrant met specialistische kennis waar grote behoefte aan is.
Slide 19 - Slide
Vluchtelingen
Vluchtelingen zijn mensen die in hun eigen land ernstig gevaar lopen vanwege hun geloof, politieke overtuiging of seksuele geaardheid, of vanwege oorlogsgeweld.
Met het ondertekenen van het Internationaal Verdrag betreffende de Status van de Vluchtelingen verplicht Nederland zich om vluchtelingen asiel te verlenen.
Slide 20 - Slide
Volgmigranten
Volgmigratie: Migratie als gevolg van gezinshereniging en gezinsvorming.
Iemand laat partner en kinderen van buiten de EU naar Nederland komen (gezinshereniging).
Iemand trouwt met iemand uit een land buiten de EU (gezinsvorming).
Het recht hierop is vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (1950).
Slide 21 - Slide
Illegalen
Illegalen: Mensen die geen wettige toestemming hebben om in een land te wonen en te werken.
Naar schatting wonen er ongeveer tienduizenden illegalen in Nederland. Ze blijven vaak buiten beeld, omdat ze zwartwerken en illegaal wonen.
Illegaal verblijf is niet strafbaar. Wel kan een illegaal persoon uitgezet worden en een inreisverbod krijgen.
Slide 22 - Slide
Het Nederlandse immigratiebeleid
Sinds de jaren tachtig hanteert de Nederlandse overheid een restrictief toelatingsbeleid voor migranten buiten de EU.
Restrictief toelatingsbeleid: beleid waarbij Nederland strenge voorwaarden stelt aan wie hier mag blijven.
Een paar voorbeelden:
Alleen kennismigranten worden toegelaten als arbeidsmigrant.
De asielprocedure is sterk aangescherpt.
Aan volgmigratie is een aantal eisen gesteld.
Vraag: Hoe open is Nederland? En hoe open vind jij dat Nederland moet zijn?
Slide 23 - Slide
Donderdag 07-03
Slide 24 - Slide
Lesdoel vwo 07-03
4.5 Europese dilemma’s (pagina 131 - 135)
Migratie - vluchtelingendiscussie
Een gemeenschappelijke Europese oplossing
4.6 Patronen van integratie (pagina 136 - 140)
Assimilatie, integratie, segregatie
Sociaal-culturele conflicten
Sociaaleconomische conflicten
Politiek-juridische conflicten
Radicalisering
4.5 Europese dilemma’s
opdrachten 01 - 11
4.6 Patronen van integratie
opdrachten 01 - 12
Slide 25 - Slide
4.5 Europese dilemma’s
Slide 26 - Slide
Europese dilemma’s
Wereldwijd zijn meer mensen op de vlucht dan ooit.
Een deel zoekt zijn toevlucht in Europa. De Europese
lidstaten moeten hiervoor samenwerken, maar dit
blijkt lastig in de praktijk.
De centrale vraag in deze paragraaf is:
Welke argumenten spelen een rol bij het debat over de
toelating en opvang van vluchtelingen?
Slide 27 - Slide
Waarom een Europees vraagstuk?
Irreguliere migratie: Inreizen zonder geldige inreisdocumenten (bijv. paspoort of visum)
Open binnengrenzen: asielzoekers kunnen makkelijk door Europa reizen. Welk land is dan verantwoordelijk voor afhandeling van de asielaanvraag?
Gemeenschappelijke buitengrenzen: wie bewaakt de buitengrenzen? Gezamenlijke verantwoordelijkheid? Of zijn lidstaten aan de buitengrenzen hiervoor verantwoordelijk?
Slide 28 - Slide
Zelfwerktijd 07-03:
vwo: Les 4.5 pagina 131:
vraag 01 - 06
Ben je klaar? Werk dan verder
timer
15:00
4.5:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
4.6:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Slide 29 - Slide
Discussie over vluchtelingenopvang
Argumenten in de vluchtelingendiscussie kun je als volgt ordenen:
Vraag: Waarom vinden illegale pushbacks plaats ondanks dat het verboden is? Welke soort argumenten spelen hierbij een belangrijke rol: de morele kant, de belangenkant of onmacht?
Slide 32 - Slide
Een gemeenschappelijke
Europese oplossing?
Belemmerende factoren:
Verschillen in pluriformiteit. Sommige lidstaten zijn homogeen en uniform en willen dat blijven.
Solidariteit met landen waar veel asielzoekers het Schengengebied binnenkomen en dus formeel verantwoordelijk zijn voor de asielaanvraag (Dublin-verodening), is niet sterk genoeg.
Nationale belangen kunnen botsen met een gemeenschappelijk Europees belang bij een gezamenlijke aanpak. In het ene land is bijv. meer weerstand tegen vluchtelingen dan in het andere.
Lidstaten geven ieder hun eigen integratiebeleid vorm en verschillen hierdoor in de mogelijkheden om migranten op te nemen in de samenleving.
Slide 33 - Slide
Zelfwerktijd 07-03:
vwo: Les 4.5 pagina 131 - 135:
vraag 07 - 11
Ben je klaar? Werk dan verder
timer
15:00
4.5:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
4.6:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Slide 34 - Slide
4.6 Patronen van integratie
Slide 35 - Slide
Zelfwerktijd 07-03:
vwo: Les 4.6 pagina 136:
vraag 01 - 06
Ben je klaar? Werk dan verder
timer
15:00
4.5:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
4.6:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Slide 36 - Slide
Integratie
Migratie brengt voor alle betrokkenen grote veranderingen met zich mee. Hoe ervaren nieuwkomers en ingezetenen deze veranderingen? En hoe kunnen ze zich het beste tot elkaar verhouden? Wat vraagt dit van iedereen?
Centrale vraag in deze paragraaf:
Wat is integratie en waarom zijn hier vaak felle discussies over?
Slide 37 - Slide
Assimilatie
Er zijn mensen die vinden dat nieuwkomers zich volledig moeten
aanpassen aan de Nederlandse cultuur en eigen gewoonten en gebruiken los moeten laten.
Assimilatie: opgeven van de eigen culturele identiteit en het volledig aanpassen aan de dominante cultuur.
Assimilatie gebeurt in Nederland alleen vrijwillig.
Vraag: Waarom zal de Nederlandse overheid mensen niet verplichten om volledig te assimileren, denk je?
Slide 38 - Slide
Videofragment: gedwongen assimilatie
Let op: fragment start op 33:36 en eindigt bij 39:12
Vraag: Wat was het doel van de gedwongen assimilatie? Is dat toen gelukt?
Slide 39 - Slide
Integratie
Nederland kent het ideaal van de open samenleving. Daarom stimuleert de Nederlandse overheid integratie.
Integratie: het samenvoegen van cultuurgroepen door wederzijdse aanpassing.
Nieuwkomers moeten de Nederlandse taal leren, de kernwaarden van de dominante cultuur respecteren en actief meedoen.
De Nederlandse samenleving biedt de ruimte voor ieders eigen tradities, gewoonten en denkbeelden.
Slide 40 - Slide
Drie reacties op verandering
Migratie gaat gepaard met gevoelens van vervreemding en verlies.
In de geschiedenis van de migratie zien we drie uiteenlopende reacties op de verandering die migratie met zich meebrengt:
Vermijding
Conflict
Aanvaarding
Slide 41 - Slide
Segregatie
Segregatie: groepen in een samenleving leven gescheiden van elkaar.
Vaak is een eerste reactie om elkaar uit de weg te gaan; mensen zoeken zoveel mogelijk op wat ze kennen.
Gecombineerd met Nederlands huisvestingsbeleid heeft dit geleid tot buurten waar overwegend mensen met een migratieachtergrond wonen, boodschappen doen en naar school gaan.
Voorbeelden: witte en zwarte scholen en arme wijken waar veel mensen met dezelfde sociaal-economische en/of etnische achtergrond wonen.
Slide 42 - Slide
Motieven voor segregatie
Het vermindert de kans op conflicten tussen bevolkingsgroepen.
Het vergemakkelijkt de sociale controle binnen de eigen groep.
Het biedt mogelijkheden voor lokale politieke vertegenwoordiging.
Het vereenvoudigt het behoud van eigen levensstijl en groepsidentiteit.
Behalve bij nieuwkomers, vindt segregatie ook plaats bij de oorspronkelijke bewoners. Zij trekken weg uit buurten waar veel migranten zich vestigen of kiezen voor andere scholen.
Segregatie is vaak het gevolg van vrijwillige keuze van mensen enerzijds en beleidskeuzes anderzijds. Maar segregatie kan ook gedwongen zijn. Denk bijvoorbeeld aan het apartheidsregime in Zuid-Afrika tot 1994.
Slide 43 - Slide
Zelfwerktijd 07-03:
vwo: Les 4.6 pagina 137 - 140:
vraag 07 - 12
Ben je klaar? Werk dan verder
timer
15:00
4.5:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
4.6:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Slide 44 - Slide
Conflict
Wanneer mensen met en zonder migratieachtergrond steeds meer met elkaar te maken krijgen, kunnen conflicten ontstaan.
We onderscheiden hier:
Sociaal-culturele conflicten
Sociaaleconomische conflicten
Politiek-juridische conflicten
Slide 45 - Slide
Sociaal-culturele conflicten
Sociaal-culturele conflicten hangen samen met waarden en normen, opvattingen en gewoonten die over en weer niet begrepen of afgewezen worden.
Opdracht: geef twee voorbeelden van een conflict dat zich afspeelt op sociaal-cultureel gebied.
Slide 46 - Slide
Sociaaleconomische conflicten
Wat speelt er?
Angst voor verdringing, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt: bijvoorbeeld wanneer lager betaalde Poolse bouwvakkers het werk van Nederlandse bouwvakkers overnemen.
Discriminatie op de arbeidsmarkt.
Beroep op voorzieningen van onze verzorgingsstaat. Hebben nieuwkomers dezelfde rechten als ingezetenen?
Opdracht: Noem twee voorzieningen van de verzorgingsstaat waar spanningen over kunnen ontstaan tussen nieuwkomers en ingezetenen.
Slide 47 - Slide
Sociaaleconomische conflicten
Wat speelt er?
Angst voor verdringing, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt: bijvoorbeeld wanneer lager betaalde Poolse bouwvakkers het werk van Nederlandse bouwvakkers overnemen.
Discriminatie op de arbeidsmarkt.
Beroep op voorzieningen van onze verzorgingsstaat. Hebben nieuwkomers dezelfde rechten als ingezetenen?
Opdracht: Noem twee voorzieningen van de verzorgingsstaat waar spanningen over kunnen ontstaan tussen nieuwkomers en ingezetenen.
Slide 48 - Slide
Politiek-juridische conflicten
Wie heeft het hier voor het zeggen?
Botsing tussen Nederlanders zonder migratieachtergrond die zichzelf als eigenaar zien en Nederlanders met migratieachtergrond die zichzelf als mede-eigenaar zien.
Wanneer deze conflicten opgelost worden buiten de democratische rechtsorde is er sprake van radicalisering.
Radicalisering: gedachten en/of gedrag van een persoon of een groep worden steeds extremer en gaan steeds meer in tegen de waarden en normen van de democratische rechtsstaat.
Opdracht: Bedenk een oplossing binnen de democratische rechtsorde van een politiek-juridisch conflict.
Slide 49 - Slide
Aanvaarding
Uiteindelijk gaat het om de vraag hoe mensen met verschillende achtergronden de samenleving opnieuw vorm kunnen geven. De vraag is: wat is een wenselijke toekomst?
Twee politieke benaderingen staan hierbij tegenover elkaar:
Nationalistische benadering: verschillende etnische subculturen vormen een gevaar voor de eigen cultuur en identiteit.
Kosmopolitische benadering: de multiculturele samenleving is een gegeven en een nationale identiteit gekenmerkt door verscheidenheid is geen probleem.
Opdracht: Geef bij beide benaderingen twee politieke partijen die hierbij horen.
Slide 50 - Slide
Videofragment: radicalisering (17:33)
Opdracht: Wat hebben jihadisten en neo-nazi’s in dit fragment met elkaar gemeen?