T5 Leren 2HV

T5 Leren
  • Jas uit
  • Spullen op tafel
       Leerwerkboek, schrift
  • Tas van tafel
  • blz. 102- ..
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Je weet per basisstof wat belangrijk is
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

T5 Leren
  • Jas uit
  • Spullen op tafel
       Leerwerkboek, schrift
  • Tas van tafel
  • blz. 102- ..
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Je weet per basisstof wat belangrijk is

Slide 1 - Slide

Huiswerkrad
Ga vast naar Lessonup.app en gebruik deze code
Beloning
Straf

Slide 2 - Slide

Algemene tips
  • De gekleurde woorden in de tekst zijn kernbegrippen. Deze moet je altijd kennen! Leer ze m.b.v. Quizlet/BVJ online
  • De huiswerkopdrachten helpen je oefenen voor de toets, maak ze en kijk ze ook goed na! 
  • Oefenen is belangrijk! Test je kennis met oefenvragen, flashcards, oefentoetsen, overhoren. Kijk op: lessonup, BVJ online of Biologiepagina.nl
  • Maak gebruik van de Biologie-AI, deze kan helpen bij bijv. : stof uitleggen en begrijpen, oefenvragen/toetsen bedenken over de stof
Overzicht sites
Lessonup 
  • Kijk alle lessen nog eens terug
  • Beantwoord de vragen uit de lessen opnieuw
  • Maak een oefentoets
BVJ online
  • Bekijk/maak de opdrachten en kijk ze na!
  • Doe de test jezelf van elke basisstof
  • Gebruik de digitale flashcards voor kernbegrippen
Biologiepagina.nl
  • Bekijk uitleg-video's, teksten en animaties over de stof
  • Doe oefenopdrachten om kennis te testen
  • Maak een oefentoets
Quizlet
  • Oefen de kernbegrippen met digitale flashcards
Onderzoek toont aan dat: leerlingen die alleen maar leren door middel van lezen en uitleg bekijken slechter scoren dan leerlingen die na lezen/uitleg vooral leren door te oefenen met de stof.
!

Slide 3 - Slide

B1 Genotype en Fenotype
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen dat elke lichaamscel het volledige DNA bevat én aangeven waar het in de cel ligt, door de juiste celonderdelen te benoemen en hun rol te beschrijven.
  • Begrijpen: Ik kan het verschil tussen genotype en fenotype uitleggen door beide begrippen in eigen woorden te omschrijven en met elkaar te vergelijken.
  • Toepassen: Ik kan voorbeelden geven van hoe het uiterlijk (fenotype) van een organisme beïnvloed wordt door omgevingsfactoren en uitleggen hoe cellen hierbij alleen de benodigde genen gebruiken.
  • Analyseren: Ik kan beoordelen of een eigenschap erfelijk, aangeleerd of omgevingsbepaald is door bij verschillende voorbeelden de juiste oorzaak aan te wijzen.

Slide 4 - Slide

B2 Chromosomen
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen dat menselijke lichaamscellen 46 chromosomen bevatten en waarom deze in paren voorkomen, in tegenstelling tot geslachtscellen.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen dat chromosomen in een paar dezelfde genen bevatten en beschrijven hoe het geslacht bepaald wordt door X- en Y-chromosomen.
  • Begrijpen: Ik kan het verschil uitleggen tussen gewone celdeling (mitose) en geslachtsceldeling (meiose) door beide processen goed te vergelijken.
  • Analyseren: Ik kan uitleggen hoe meiose en bevruchting samen zorgen voor genetische variatie door het proces en de chromosoomcombinaties correct te beschrijven.

Slide 5 - Slide

B3 Genen en allelen
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen hoe DNA is opgebouwd en hoe het lichaam genen gebruikt, door begrippen als base, basenparen, genen en allelen correct te gebruiken.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent en wat het effect is op het uiterlijk van een organisme.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen wat een mutatie is, hoe die ontstaat (bijv. door straling of chemicaliën) en welk effect deze kan hebben.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen hoe kanker ontstaat en zich ontwikkelt door het proces van ongecontroleerde celdeling correct te beschrijven.

Slide 6 - Slide

B4 de evolutietheorie
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen wat evolutie is als proces van verandering in soorten over tijd.
  • Begrijpen: Ik kan de drie hoofdmechanismen van evolutie uitleggen - variatie, natuurlijke selectie en soortvorming - met passende voorbeelden.
  • Toepassen: Ik kan bewijzen voor de evolutietheorie gebruiken, zoals fossielen of observaties, om het proces te onderbouwen.

Slide 7 - Slide

B5 Geschiedenis van het leven op aarde
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen wat verwantschap tussen soorten betekent door het begrip ‘gemeenschappelijke voorouder’ correct toe te passen.
  • Toepassen: Ik kan rudimenten, DNA en vergelijkende anatomie gebruiken om verwantschap en evolutie aan te tonen.

Sla de volgende hoofdstukken over: Fossielen, Tijdperken en Dieren op het land

Slide 8 - Slide

B8 Dominant en recessief
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen dat genen verschillende allelen kunnen hebben, en wat het verschil is tussen dominante en recessieve allelen.
  • Analyseren: Ik kan uitleggen wat het effect is van allelen (bij homo- en heterozygoot) op het fenotype met correcte voorbeelden.
  • Toepassen: Ik kan genotypen met symbolen noteren

Slide 9 - Slide

Kruisingen
  • Analyseren: Ik kan uit een tekst of voorbeeld afleiden of een allel dominant of recessief is, of wat het genotype is van de ouders of kinderen, door logisch te redeneren met de gegeven informatie.
  • Toepassen: Ik kan eenvoudige kruisingstabellen invullen om te bepalen welke genotypen mogelijk zijn bij het nageslacht van twee ouders.
  • Evalueren: Ik kan met behulp van een kruisingstabel berekenen hoe groot de kans is op een bepaald geno- of fenotype, door correcte verhoudingen of percentages te benoemen.

Slide 10 - Slide

1e keuze: + OF Spiekbriefje +1 cm2 OF draaien





2e en 3e keuze: Spiekbriefje +1 cm2 OF draaien



4e en 5e: draaien 

Slide 11 - Slide