activerende tekst vwo 2 H4

4.3 lezen                                  vwo 2
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4.3 lezen                                  vwo 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag leer je:


  • welke tekstdoelen er zijn (herhaling) 
  • welke tekstsoorten er zijn (herhaling)
  • beeld en opmaak
  • verschil commerciële en ideële reclame

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tekstdoel = informeren
Tekstsoort =

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Informeren
Tekstsoort: informatieve tekst
* Jij komt iets te weten

* Bijv.: schoolboektekst, nieuwsbericht

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Tekstdoel = overtuigen
Tekstsoort =

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Overtuigen
De schrijver wil dat je het met hem eens bent,
dat jij vindt dat hij gelijk heeft.
Tekstsoorten: ingezonden brief, column, betoog, recensie, klachtenbrief, beoordeling

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Activeren
Tekstsoort: activerende tekst 

* Jij moet iets gaan doen

Tekstvorm: reclame, affiche

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Activerende tekst
  • Lezer tot actie aanzetten
  • Tekstdoel: activeren, maar vaak ook informeren!
  • Vaak reclameboodschappen
  • Voorbeelden van tekstvormen: advertentie, folder, affiche

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is belangrijk?



Beeld en opmaak/ Lay-out

Verdeling pagina
Keuze lettertype
Lettergrootte
Kleurgebruik

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Tekstvormen

Tekstvormen zijn voorbeelden die bij de verschillende tekstsoorten horen.

Even oefenen...

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Een nieuwsbericht is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Een oproep is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een handleiding is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Een boekbespreking is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Een reclamefolder is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions


A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Overhalen/activeren

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Soorten reclame:
• commerciële reclame
• ideële reclame

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Ideële reclame
Heeft als doel de mentaliteit en het gedrag van mensen te veranderen.
Ideële reclame gaat vaak over maatschappelijke problemen.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Commerciële reclame:

Is bedoeld om je te verleiden tot een aankoop.
Ideële reclame:

Wil de mentaliteit en het gedrag van mensen beïnvloeden. ​

Reclame code commissie.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Was deze reclame een commerciële of ideële reclame?
A
Commerciële
B
Ideële

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Reflectie
  • welke tekstdoelen er zijn (herhaling) 
  • welke tekstsoorten er zijn (herhaling)
  • beeld en opmaak
  • verschil commerciële en ideële reclame

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Doel – middel
om ... te, daarmee, waarmee, door middel van, met behulp van, daartoe, teneinde

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Middel - doel
Iets wordt gebruikt of gedaan (het middel), om iets anders te bereiken (het doel).

Signaalwoorden:

Daarmee, het doel ervan, door middel van.

Slide 25 - Slide


'terwijl' is een
A
vergelijkend tekstverband
B
tijdsvolgorde tekstverband
C
doel-middel tekstverband
D
voorwaardelijk tekstverband

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

'vervolgens' is een
A
uitleggend tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tijdsvolgorde tekstverband
D
doel-middel tekstverband

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

'Immers'
A
Middel/doel tekstverband
B
Uitleggend tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Later wil ik graag medisch onderzoek doen.
A
conclusie
B
doel-middel
C
tijdsvolgorde
D
vergelijking

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Alles bij elkaar genomen, valt de theorie wel mee.
A
doel-middel
B
redengevend
C
samenvattend
D
opsommend

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Ook wil ik je vragen om me niet meer te bellen.
Tekstverband is:
A
tegenstellend
B
opsommend
C
middel-doel

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Ik wil best met jou op stap, als jij je gaat gedragen!!
A
voorwaardelijk
B
middel-doel
C
tegenstellend

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan

onder welke voorwaarden iets gebeurt.


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
Signaalwoorden van een VOORWAARDELIJK verband:

  • Als...dan
  • indien
  • tenzij
  • wanneer
  • mits

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Als je vanavond op tijd thuis komt,

gaan we morgen samen winkelen.


De zinnen zijn met elkaar verbonden. 
Aan het woordje ALS kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. Er wordt namelijk een voorwaarde gesteld.
Dit noem je een VOORWAARDELIJK verband

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

- samenvattend

- oorzaak gevolg


- middel/doel

- voorwaardelijk



- kortom, samenvattend, al met al,

- doordat, daardoor, waardoor, met als gevolg, zodat




- met als doel, waarmee, daarmee

- als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve, op voorwaarde dat,

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

voorbeeldzinnen
tekstverband               voorbeeldzin

1. voorwaardelijk     Ik ga morgen op de fiets naar school, 
                                        tenzij het regent.
2. redengevend       Ik heb besloten meer aan sport te doen, 
                                        omdat ik me de laatste tijd slap en futloos 
                                        voel. 

   

Slide 37 - Slide

This item has no instructions