10.1 - Opgroeien

10.1 Opgroeien
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

10.1 Opgroeien

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les
Je kent de verschillende levensfasen en kan bij elk een kenmerk noemen.
Je kan het verschil uitleggen tussen lichamelijke ontwikkeling en geestelijke ontwikkeling.
Je kan uitleggen hoe je hypofyse veranderingen aanstuurt (hormoonklieren, hormonen, doelwitorganen, receptoren).
Je kan in vier stappen verklaren hoe het groeihormoon werkt (celdeling, celgroei, groeischijven).

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Levensfasen
In elke levensfase vindt er ontwikkeling plaats
- lichamelijk
- geestelijk

Slide 4 - Slide

geen groei, zorg voor kinderen
groei, leren rennen, leren praten
geslachtsorganen worden werkzaam
afronding van de hersenontwikkeling
gezichten herkennen
Baby

Peuter
Puber
Adolescent
Volwassene

Slide 5 - Drag question

lichamelijke ontwikkeling
geestelijke ontwikkeling
kruipen
gezichten herkennen
bouwen met blokken
leren wat niet mag
lezen
wiskunde
seksuele gevoelens
groeispurt
zelfstandig worden
vergeetachtig worden
rimpels

Slide 6 - Drag question

Kijk naar bron 3 op TB blz. 102
Deze hoef je niet uit je hoofd te kennen, maar je moet wel begrijpen hoe je het afleest. Even oefenen:

1. Vanaf welke leeftijd begint de huid te verouderen?
2. Vanaf welke leeftijd verdwijnt het kraakbeen uit de botten?
3. Wat heeft dit voor gevolgen?
4. Tot welke leeftijd neemt de ontwikkeling van spieren toe?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

0

Slide 9 - Video

In het filmpje gaat het over 'signalen' die de hypofyse afgeeft. Welk begrip gebruiken we voor die signalen?

Slide 10 - Open question

Einde deel 1
Huiswerk

Herhalen: 3, 8, 11
Standaard: 4, 5, 6, 9, 10a, 12, 13, 15, 16
Oefenen: 18, 19
Uitdaging: 7, 10b, 17

Slide 11 - Slide

10.1 Opgroeien

Slide 12 - Slide

Doelen van deze les
Je kent de verschillende levensfasen en kan bij elk een kenmerk noemen.
Je kan het verschil uitleggen tussen lichamelijke ontwikkeling en geestelijke ontwikkeling.
Je kan uitleggen hoe je hypofyse veranderingen aanstuurt (hormoonklieren, hormonen, doelwitorganen, receptoren).
Je kan in vier stappen verklaren hoe het groeihormoon werkt (celdeling, celgroei, groeischijven).

Slide 13 - Slide

Kijk naar bron 6 op TB blz. 103
Deze hoef je niet uit je hoofd te kennen, maar je moet wel begrijpen hoe je het afleest. Even oefenen:
1. In welk jaar groei je het meest? Hoe komt dit?
2. Op welke leeftijd beginnen jongens en meisjes gemiddeld met de groeispurt?
3. Bij wie duurt de groeispurt langer?
4. Bij wie is de groeispurt intensiever?

Slide 14 - Slide

Je botten groeien. Wat is de goede volgorde?
A
botcellen reageren op groeihormoon - celgroei - celdeling
B
botcellen reageren op groeihormoon - celdeling - celgroei
C
celgroei - celdeling - botcellen reageren op groeihormoon
D
celdeling - celgroei - botcellen reageren op groeihormoon

Slide 15 - Quiz

Welke cellen delen zich waardoor je botten groeien?
A
harde beencellen
B
kraakbeencellen
C
beenmergcellen
D
vetcellen

Slide 16 - Quiz

hoe heten de schijven waar deze kraakbeencellen liggen?
A
groeischijven
B
deelschijven
C
puberteitschijven
D
bamischijven

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Botgroei
Waar? Uiteinden van de pijpbeenderen, kaak, heupen, wervelkolom
Wat? Kraakbeencellen zitten in groeischijven. 
Wat gebeurt er als je stopt met groeien? Groeischijven waren van kraakbeen, worden van been

Slide 19 - Slide

Er zijn verschillen tussen jongens en meisjes als het gaat om welke botten doorgroeien. Jongens krijgen (een) bredere ...(1)... en meisjes krijgen (een) bredere ...(2)....
A
1. heupen 2. borstkas
B
1. borstkas 2. heupen
C
1. dijbenen 2 enkels
D
1. enkels 2. dijbenen

Slide 20 - Quiz

Einde deel 2
Huiswerk

Herhalen: 3, 8, 11
Standaard: 4, 5, 6, 9, 10a, 12, 13, 15, 16
Oefenen: 18, 19
Uitdaging: 7, 10b, 17

Slide 21 - Slide

Voorbereiden op hoofdstuk 10
Je krijgt nu drie keer een woord uit hoofdstuk 10 te zien.

Typ steeds:
- waar je aan moet denken bij dit woord
- wat dit woord bij je oproept
- synoniemen die je kent (andere woorden met dezelfde betekenissen)

Slide 22 - Slide

PENIS

Slide 23 - Mind map

VAGINA

Slide 24 - Mind map

SEKS

Slide 25 - Mind map

Afspraken voor de 
komende lessen

Slide 26 - Slide