Same or different

1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

SLO KERNDOELEN
Kerndoel 14:
De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal.
Kerndoel 15:
De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse onderwerpen.
Praat zelf zoveel mogelijk Engels tijdens de les.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

De leerkracht benoemt de Nederlandse woorden en vertaalt ze in het Engels. Hij/zij let hierbij goed op de uitspraak. '
De groep zegt het Engelse woord na.
Which word means 'different' in Dutch?
A
verschillend
B
zelfde
C
gelijkaardig
D
onderdeel

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

What is the English word for 'hetzelfde'?
A
opposite
B
same
C
varied
D
different

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

What does 'custom' mean in Dutch?
A
Het betekent gewoonte.
B
Het betekent uitzondering.
C
Het betekent verandering.
D
Het betekent regel.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

I ___ pizza on Fridays.
A
watch
B
like
C
play
D
eat

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

De leerlingen gaan in tweetal in gesprek met elkaar (zie volgende slide).
De leerkracht laat leerlingen om de beurt kiezen en reageren in tweetallen.
De leerkracht vraagt daarna klassikaal wie wat gekozen heeft en benoemt steeds of iemand the same of different is.

De leerkracht modelleert ook de taal:
“We are the same!” / “We are different!”

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

De leerkracht leest samen met de klas korte tekstjes uit het boek “Children Just Like Me” of vergelijkbare bronnen (zie slide 11 en 12).
De leerkracht laat zien waar het kind woont, wat het eet, draagt en doet.
De leerkracht stelt begeleide vragen:
   “What does this child like to eat?”
   “Is that the same or different from       you?”
   “What is a tradition in this family?”
De leerkracht laat leerlingen reageren met de nieuwe woorden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

Laat leerlingen in tweetallen of kleine groepjes werken.
Materiaal:
Een voorgedrukt Venn-diagram (twee overlappende cirkels).
Linker cirkel: “Me”
Rechter cirkel: “My partner”
Midden: “Same”
Laat ze erbij tekenen of schrijven, gebruikmakend van de nieuwe woordenschat.
De leerkracht loot rond en help bij taalgebruik.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

Laat een aantal leerlingen hun venn-diagramm presenteren.

De leerkracht evalueert de les. Wat vonden de leerlingen leuk/minder leuk? Wat hebben ze geleerd?
Hij/zij geeft tips en tops.