Persoonlijk voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord geeft de persoon aan. Voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden zijn:
Ik, jij/je, u, hij, zij, wij, jullie, ze/zij
Mij/me, jou/je, hem, haar, ons, hen/hun
Dus zodra je één van bovenstaande woordjes in een zin ziet staan, dan is het een persoonlijk voornaamwoord.
De leraar geeft mij een cadeautje (mij=een persoon; dus persoonlijk vnw)
Zij gaan morgen zwemmen (zij=personen; dus persoonlijk vnw)
Wat weet zij er nu van? (zij=een persoon; dus persoonlijk vnw)
Dat boek is van hem. (hem=een persoon; dus persoonlijk vnw)