Stap 1: haal alle werkwoorden uit de zin
Stap 2: kijk wat het belangrijkste ww is.
Stap 3: is dat ww 1 van de 9 koppelwerkwoorden?
(zijn, worden, blijven - lijken, blijken, schijnen - heten, dunken, voorkomen)
JA? : CHECK--> koppelt het kww een eigenschap aan het onderwerp? Dan heb je een nwg (en is je belangrijkste werkwoord een kww.)
NEE? : CHECK--> voert het onderwerp de handeling uit? Dan heb je een wwg ( en is je belangrijkste werkwoord een zww.)
De overige werkwoorden zijn dan hww.