This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
CURSUS 4: Taal
paragraaf 1
TAAL
Ga in de LessonUp!
timer
3:00
Formeel of informeel
Slide 1 - Slide
Je weet de kenmerken van formele en informele taal.
Je weet de verschillen tussen formele en informele taal en kunt hier voorbeelden van geven.
Lesdoelen
Slide 2 - Slide
Planning
in gesprek over de begrippen formeel, informeel, toon en taalgebruik;
aan de slag;
afronden!
Slide 3 - Slide
= taal die je gebruikt in serieuze situaties. Je gedraagt je netter dan gebruikelijk. Bijvoorbeeld op je werk of bij mensen die je niet super goed kent.
Sollicitatiebrieven, mailtjes etc.
Formeel taalgebruik
Slide 4 - Slide
Geef een voorbeeld van formeel taalgebruik. Vertel ook in welke situaties je dit gebruikt.
Slide 5 - Open question
= taal die je gebruikt bij mensen die je goed kent. Denk aan je ouders, vrienden of klasgenoten. Je gebruikt informele woorden in minder serieuze situaties.
Op feestjes, in de kantine etc.
Informeel taalgebruik
Slide 6 - Slide
Geef een voorbeeld van informeel taalgebruik. Vertel ook in welke situaties je dit gebruikt.
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
formeel
informeel
je spreekt iemand aan met 'U'
een sollicitatiebrief schrijven
een verjaardagskaart sturen naar je vriendin
straattaal gebruiken in een app
Slide 9 - Drag question
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
Geachte meneer
Hé bro!
Met vriendelijke groet
Doei!
Slide 10 - Drag question
Formeel
Informeel
Slide 11 - Drag question
Wat?
Je krijgt van de docent een werkblad. Maak de opdrachten.
Hoe?
Zelfstandig.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt (4 B's).
Tijd
Werk de opdracht in ongeveer 15 minuten uit, daarna bespreken we de opdrachten.
Klaar?
Ga naar de online methode, kies Cursus 7 Spelling, maak de opdrachten bij §9 Persoonsvorm
in enkelvoudige zinnen.
Aan de slag!
timer
15:00
Slide 12 - Slide
Je weet de kenmerken van formele en informele taal.
Je weet de verschillen tussen formele en informele taal en kunt hier voorbeelden van geven.