wk 37: fictie + ww-spelling

Programma + lesdoelen les 1
Fictie (40 min):
  • Je herkent beeldspraak in verschillende gezegdes, uitdrukkingen en spreekwoorden.

Spelling: (40 min):
  • Je kunt de persoonsvorm vervoegen in de gebiedende wijs (herhaling)
  • Je kunt Engelse werkwoorden vervoegen in iedere werkwoordsvorm (herhaling)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Programma + lesdoelen les 1
Fictie (40 min):
  • Je herkent beeldspraak in verschillende gezegdes, uitdrukkingen en spreekwoorden.

Spelling: (40 min):
  • Je kunt de persoonsvorm vervoegen in de gebiedende wijs (herhaling)
  • Je kunt Engelse werkwoorden vervoegen in iedere werkwoordsvorm (herhaling)

Slide 1 - Slide

FICTIE

Slide 2 - Slide

Opdracht bij leesboek 1

Slide 3 - Slide

Opdracht leesboek
  • 2e les in week 44 inleveren (21 oktober t/m 2 november)
  • Inleveren in Classroom
  • Screenshot / afbeelding moet goed leesbaar zijn
  • Beoordeling: voldoende of onvoldoende*
  • *Bij onvoldoende volgt extra leesboek + opdracht van docent
  • Drive -->  fictie --> opdracht leesboek 1

Slide 4 - Slide

Welke spreekwoorden herken je?
  • Pak een kleurplaat voor uit de klas.
  • Kleur alleen spreekwoorden die je hebt gevonden
  • Schrijf in je schrift het spreekwoord op.
  • Wie vindt de meeste spreekwoorden?

Slide 5 - Slide

Spelling

Slide 6 - Slide

Enkele zinnen bespreken
In de vorige les ben je gestart met onderstaande oefening. Pak de oefening erbij, we gaan enkele lastige zinnen bespreken. 

Drive --> spelling --> ww-spelling --> opdracht samengestelde zinnen (laatste oefening)

Slide 7 - Slide

In tweetallen een instructie voorbereiden
  • Ga in je tweetal zitten
  • Je krijgt 2 Engelse werkwoorden
  •  Ontwerp een instructie van minimaal 2 en maximaal 3 minuten waarin je uitlegt hoe je de volgende vormen van die werkwoorden schrijft:  ik-vorm tt / hij-vorm vt / vdw
  • Zorg voor een duidelijke uitleg
  • Gebruik het bord
  • Werk samen!

Slide 8 - Slide

Programma + lesdoelen les 2
Fictie (40 min):
  • Je maakt kennis met verschillende stijlfiguren

Spelling: (40 min):
  • We doen een 2e nulmeting om te kijken of je de werkwoordspelling goed begrijpt.
  • Je leert het bijvoeglijknaamwoord te spellen

Slide 9 - Slide

FICTIE

Slide 10 - Slide

Wat weet jij over stijlfiguren?

Slide 11 - Mind map

Opdracht in tweetallen
De volgende opdracht gaat over stijlfiguren. 
In tweetallen krijg je een stijlfiguur toegewezen. Zoek op wat het stijlfiguur betekent en zoek er 2 goede voorbeelden bij (deze komen niet uit je boek). 

Slide 12 - Slide

Opdracht in tweetallen (vervolg)
Je vormt met een ander tweetal met hetzelfde stijlfiguur een groepje. Klopt de uitleg van het andere duo? Zou je iets willen veranderen? 

Uit ieder groepje wordt een tweetal gevraagd om voor de klas uit te leggen wat het stijlfiguur inhoudt. Je geeft de uitleg met de 2 gekozen voorbeelden. De klas maakt aantekeningen!


Slide 13 - Slide

Spelling

Slide 14 - Slide

tweede 0-meting
  • In de volgende dia staan 8 zinnen. Schrijf de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.
  • Noteer de antwoorden in je schrift.
  • Noteer na afloop welke fouten je hebt gemaakt in welke werkwoordsvorm.
  • Als je klaar bent, lees je in je leesboek

Slide 15 - Slide

0-meting
  1. Dit is tijdens de laatste vergadering door het bestuur (verklaren). 
  2. Wij moesten wel (zuchten) toen het zo lang duurde.  
  3. Dat (gelden) nog steeds voor alle nieuwe aanbiedingen. 
  4. Vanavond (treden) deze bekende zanger hier op.  
  5. Ik heb veel geld in deze zaak (investeren). 
  6. Toen wij de radiatoren (ontluchten), werd het warmer in de kamer. 
  7. Toen wij het tafelkleed zagen (branden), gingen wij direct weg. 
  8. Mijn ouders (luchten) de slaapkamers vroeger iedere dag. 


Slide 16 - Slide

Spelling bijvoeglijk naamwoord
Er zijn 3 soorten bijvoeglijke naamwoorden:
  • stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • infinitief als bijvoeglijk naamwoord

In de volgende dia's worden bovenstaande bijvoeglijke naamwoorden uitgelegd met voorbeelden. 

Slide 17 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Dit bnw geeft aan waar iets van is gemaakt. 

Voorbeeld: de houten kast             de glazen deur             de plastic zak   

Regel:

Nieuwe stof: niet veranderen (plastic tas, polyester boot)
Oude stof: + -en toevoegen  (metalen kast, houten trap, glazen deur)

Slide 18 - Slide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Slide

Infinitief als bijvoeglijk nw
Wanneer het woordje 'te' voor het bijvoeglijk naamwoord staat, volgt de infinitief. Voorbeeld:

de te nemen beslissing.
het te kammen haar
de te repareren auto

Slide 20 - Slide

Oefenen en opdrachten maken
2 vwo: blz. 87 opdr 6 maken

blz. 88 theorie over hoofdletters en kleine letters. Neem de 1e en 2e kolom over in je schrift. Bedenk bij ieder opsommingsteken 2 eigen voorbeelden. Je mag internet gebruiken. 






2 hv: blz 80 opdr 5 maken

blz. 82  theorie over hoofdletters en kleine letters. Neem de 1e en 2e kolom over in je schrift. Bedenk bij ieder opsommingsteken 2 eigen voorbeelden. Je mag internet gebruiken. 


Slide 21 - Slide