Nederlands les 5 - wk 6

Welkom bij Nederlands
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsHBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Lesonderdelen 
Wanneer de / het?
Wel of geen -e bij een bijvoeglijk naamwoord?
Wanneer -e of -en?  (alle / allen, beide/ beiden)
Wanneer als / dan + persoonlijk voornaamwoord?
Wanneer zeg je 2x hetzelfde?


Slide 2 - Slide

de of het?

...... deelzin
A
de
B
het

Slide 3 - Quiz

de of het?

...... zinsdeel
A
de
B
het

Slide 4 - Quiz

Wanneer de / het?
Welke conclusie kunnen we trekken bij samenstellingen? 


het letsel + de schade = de letselschade 

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord wel of geen -e ?
“De” woorden =  + e
De vervangende hechtenis
Een vervangende hechtenis


“Het” woorden = let op!
Het toegekende bedrag                                    het grote huis
Een toegekend bedrag                                      een groot huis



Slide 6 - Slide


Het ...................... vonnis
A
ingewikkeld
B
ingewikkelde

Slide 7 - Quiz


Een ...................... vonnis
A
ingewikkeld
B
ingewikkelde

Slide 8 - Quiz

Het ........... hartje
A
gouden
B
goude

Slide 9 - Quiz

Wanneer -e of -en? (alle / allen) (beide/ beiden)
Algemene regel:
Bij dieren en dingen 
– e
Alle, beide, vele, weinige 

De honden hebben beide gebeten.  



Slide 10 - Slide

Wanneer alle / allen of beide/ beiden
Bij mensen  
-n, behalve als er een znw achter staat (of als de mensen om wie het gaat in dezelfde zin worden genoemd en je deze er in gedachte achter kunt plaatsen), dan een -e. 

Alle studenten zitten in de klas, maar sommige nog niet. 
Ze komen allen te laat. 


Slide 11 - Slide


Geluk is heel persoonlijk. ... zijn met weinig tevreden.



A
sommige
B
sommigen

Slide 12 - Quiz

Er zijn uitstekende softwarepakketten op de markt, waarvan ............ helaas onbetaalbaar zijn.

A
sommige
B
sommigen

Slide 13 - Quiz

Sommige advocaten dragen goede argumenten aan, maar ............ hebben slechte argumenten.

A
enkele
B
enkelen

Slide 14 - Quiz

Als/Dan
Wanneer dan ?
Dan bij vergrotende trap
Groter dan, kleiner dan, langer dan, hoger dan


De cliënt heeft een minder positief zelfbeeld dan gewenst.

Slide 15 - Slide

Wanneer als ?
1 bij gelijkheid (het woordje “even”)  
Vb. Deze maatregel is even transparant als de voorgaande.

2 bij ongelijkheid (het woordje “zo”)

Vb. Deze maatregel kost twee keer zoveel als het alternatief.





Slide 16 - Slide

De betrokkene is even verbolgen………


A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 17 - Quiz

Wanneer als / dan + persoonlijk voornaamwoord?
Tip!  langer maken: 

De betrokkene is even verbolgen als ik (ben) 

Fout: De betrokkene is even verbolgen als mij (ben) 

Slide 18 - Slide

Ik keek niet goed uit, maar de veroorzaker van het ongeluk is schuldiger…..
A
als ik
B
dan ik
C
als mij
D
dan mij

Slide 19 - Quiz

Pleonasme & Tautologie
Met welke woorden zeg je twee keer hetzelfde? 

Pleonasme: witte sneeuw (logisch)
Tautologie: echter, maar (zelfde betekenis & zelfde woordsoort)

Slide 20 - Slide

Hij beseft niet dat de uiterlijke deadline al aanstaande vrijdag is.

Slide 21 - Open question

Een student moet in staat zijn een bronnenlijst conform de Leidraad voor juridische auteurs te kunnen samenstellen.

Slide 22 - Open question

Vanzelfsprekend zullen de studenten die geen les Nederlands hebben gemist natuurlijk minder moeite hebben met de taaltoets.

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

nazoeken.
nakijken
opzoeken

Slide 25 - Slide

verexcuseren
excuseren
verontschuldigen

Slide 26 - Slide

Contaminatie:
De coronavoorschriften moeten worden nagevolgd.

Uit welke 2 woorden bestaat nagevolgd?

Slide 27 - Open question

Waar zit de contaminatie?
A
beseffen
B
zich beseffen
C
realiseren
D
zich realiseren

Slide 28 - Quiz

Reflectie
Wat weet ik nu en vond ik eerst nog lastig?

Slide 29 - Open question

Het zit er op...

Bedankt allemaal


Slide 30 - Slide