Lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.

Chapitre 5
*Weet ik wat een lijdend voorwerp is en weet ik hoe ik deze kan vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
*Kan ik het op de juiste plaats in de Franse zin zetten.
 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Chapitre 5
*Weet ik wat een lijdend voorwerp is en weet ik hoe ik deze kan vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
*Kan ik het op de juiste plaats in de Franse zin zetten.
 

Slide 1 - Slide

 Je kunt een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

         voor een klinker of h - l'          Tu as déjà son livre?

                                                                    Oui, je l'ai déjà. 


         meervoud - les                          Tu vois Lucie et Thomas?
                                                                   Oui, je les vois.

/

Slide 2 - Slide

persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
regarder=kijken / voir=zien /aider=helpen/ écouter=luisteren/ connaître=kennen
chercher=zoeken

Je vois Paulette => Paulette wordt weer vervangen door LA. Er staat geen heel werkwoord in de zin dus we zetten LA voor de persoonsvorm :
Je la vois = ik zie haar.

Je mets les chaussures (ik trek de schoenen aan ) => je les mets (ik trek ze aan)
J'aide mon grand-père ( ik help mijn opa) => je l'aide  (le aide wordt l'aide)
Je veux aider mon grand-père  (ik wil mijn opa helpen) je veux l'aider.


Slide 3 - Slide

plaats van het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord dat een LIJDEND VOORWERP vervangt komt in de 'nieuwe zin ' voor het hele werkwoord te staan (eindigt vaak op -er/ir/re/oir)
Als er geen heel werkwoord in de zin staat komt het persoonlijk voornaamwoord VOOR de persoonsvorm
Je veux voir Paulette : je veux la voir

Slide 4 - Slide

Tu vois Lucie et Thomas?
.
A
Oui, je les vois
B
Oui, je vois les
C
Oui, je le vois
D
Oui, les je vois

Slide 5 - Quiz

Tu as déjà son livre?


A
Oui le j'ai déjà .
B
Oui, je l'ai déjà.
C
Oui, je le ai déjà .

Slide 6 - Quiz

Tu regardes la belle photo au mur?

A
Oui, je la regarde.
B
Oui, la je regarde.

Slide 7 - Quiz

Tu connais le célèbre chanteur Stromae?


A
Oui, je connais le.
B
Oui, je connais le Stromae
C
Oui le je connais.
D
Oui, je le connais.

Slide 8 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je vois la prof.

Slide 9 - Open question

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange les pizzas.

Slide 10 - Open question

Plaats in de zin


Het persoonlijk voornaamwoord staat direct vóór de persoonsvorm.
  • Je te donne de l’argent de poche. Ik geef je zakgeld.  

Tenzij.... er een heel werkwoord in de zin staat. Dan komt het dáárvoor.
  • Je vais te donner de l’argent de poche. Ik ga je zakgeld geven.  


Slide 11 - Slide