les 8 Cashflow en terugverdientijd

les 8 Cashflow en terugverdientijd
1 / 31
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 31 slides, with text slides.

Items in this lesson

les 8 Cashflow en terugverdientijd

Slide 1 - Slide

Cashflow = kasstroom
Betalingen aan klanten uitstellen
Betalingen van klanten aan jou versnellen

Slide 2 - Slide

Berekening cashflow
_________________________________
_________________________________
+
-

Slide 3 - Slide

Berekening cashflow
  • Cashflow = nettowinst + afschrijvingen
                               Nettowinst = omzet - kosten

Slide 4 - Slide

Terugverdientijd

Slide 5 - Slide

stap 1: bereken de nettowinst
stap 2: bereken de afschrijvingen
stap 3: bereken de cashflow
stap 4: bereken de terugverdientijd!

Slide 6 - Slide

STAP 1
Nettowinst = omzet - kosten

Slide 7 - Slide

stap 1: bereken de nettowinst

Slide 8 - Slide

STAP 2
Bereken de afschrijvingen

(Aanschafprijs - restwaarde) / economische levensduur

Slide 9 - Slide

stap 2: bereken de afschrijvingen

Slide 10 - Slide

STAP 3
Berken de cash flow =
nettowinst + afschrijvingen

Slide 11 - Slide

stap 3: bereken de cash flow

Slide 12 - Slide

STAP 4
bereken de terugverdientijd =
investeringsbedrag / cash flow

Slide 13 - Slide

stap 3: bereken de terugverdientijd

Slide 14 - Slide

1.



2.


3.

4.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Een organisatie wil een nieuwe investering van € 650.000,- doen. De restwaarde van de investering is € 20.000,-. De economische levensduur van de investering is 7 jaar. Er wordt afgeschreven met een vast bedrag per jaar. 
Men verwacht met de nieuwe investering een omzet te genereren van € 1.425.000,- per jaar. 
De totale kosten (inkoop + alle andere kosten inclusief afschrijving) bedragen € 1.360.000,- per jaar.

Bereken de terugverdientijd. Rond af naar boven op hele jaren.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Rekenvoorbeeld
Voor het berekenen van de rentabiliteit gebruiken we als voorbeeld de volgende gegevens van Servijn, eigenaar van een webwinkel in boeken.

Van het bedrag aan afschrijvingen + betaalde interest boekte Servijn € 22.400 als afschrijvingen. 
De rest gaf hij uit aan interest. 
Per 1 januari bestaat het vermogen van Servijn uit een eigen vermogen van € 235.000 en een vreemd vermogen van € 313.000. Per 31 december zijn deze bedragen respectievelijk € 245.000 en € 327.000.

Slide 26 - Slide

Gevraagd
Bereken voor Servijn de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV). 

Uitwerking:
Voor het berekenen van de REV moet je weten wat de opbrengst van het eigen vermogen is.
Opbrengst eigen vermogen = bedrijfsresultaat – gewaardeerd loon.
Voor Servijn is dat: € 145.600 – € 78.400 = € 67.200.

Hierna bereken je het gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen in het afgelopen jaar.

GEV = EV begin jaar + EV einde jaar = € 235.000 + € 245.000 = € 240.000
                                      2                                                     2
Met deze gegevens kun je de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) berekenen.


Slide 27 - Slide

REV = opbrengst EV × 100% = € 67.200   x100% =28%
                 GEV                              € 240.000                             

Het eigen vermogen levert de ondernemer dus 28% op. 
Dat is heel wat meer dan wat hij gekregen had als hij dit geld op de bank had gezet.

Slide 28 - Slide

Hierna bereken je het gemiddeld geïnvesteerd vreemd vermogen in het afgelopen jaar.

GVV = VV begin jaar + VV einde jaar = € 313.000 + € 327.000
                                        2                                                 2
 = € 320.000

Nu kun je de rentabiliteit van het vreemd vermogen berekenen:

RVV = betaalde interest × 100% = € 11.200 × 100% = 3,5%
                           GVV                           € 320.000
Het vreemd vermogen kost Servijn dus 3,5%. Dit is de rente die Servijn kwijt is aan de verschaffers van het vreemd vermogen.

Slide 29 - Slide

Gevraagd:
Bereken voor Servijn de rentabiliteit van het totaalvermogen (RTV)




Hiermee bereken je het gemiddeld geïnvesteerd totaalvermogen (GTV).

GTV = TV begin jr + TV einde jr = € 548.000 + € 572.000€560000
                                      2                                                   2

 




Slide 30 - Slide

Met deze gegevens kun je de rentabiliteit van het totaalvermogen (RTV) berekenen.

RTV = opbrengst EV + betaalde interest × 100% =  
                                     GTV
RTV =  € 67.200 + € 11.200 × 100% = 14% 
                     € 560.000

Door de investeringen van de eigenaar en van de vreemdvermogenverschaffers levert het totaalvermogen dus een rendement van 14% op. 

Slide 31 - Slide