Woordenschat NN H4 KBL

Wat betekent: bekend?
A
iets dat veel mensen kennen
B
toegeven dat iets zo is
C
niemand weet wie het is
D
gelijk hebben
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat betekent: bekend?
A
iets dat veel mensen kennen
B
toegeven dat iets zo is
C
niemand weet wie het is
D
gelijk hebben

Slide 1 - Quiz

Wat betekent: bewonderen?
A
heel mooi vinden
B
het is een wonder
C
een wonder laten gebeuren
D
iets dat veel mensen kennen

Slide 2 - Quiz

Wat betekent: bijzondere?
A
niet
B
een wonder
C
ongewone
D
iemand iets laten doen voor je

Slide 3 - Quiz

Wat betekent: dateren van?
A
een afspraak maken
B
afkomstig zijn uit de tijd van
C
een datum plannen
D
iets kunnen

Slide 4 - Quiz

Wat betekent: diverse?
A
heel weinig
B
een datum prikken
C
afkomstig zijn uit de tijd van
D
verschillende

Slide 5 - Quiz

Wat betekent: elegant?
A
sierlijk
B
heel mooi
C
heel weinig
D
een datum prikken

Slide 6 - Quiz

Wat betekent: de erkenning?
A
iemand herkennen
B
af en toe
C
iets fout doen
D
de waardering

Slide 7 - Quiz

Wat betekent: het exemplaar?
A
een datum prikken
B
een ding van iets waarvan er nog meer zijn
C
een examen
D
plotseling weggaan

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: genieten?
A
het is niet zo
B
onbegrijpelijk
C
hebben, krijgen
D
het mag niet

Slide 9 - Quiz

Wat betekent: de hoogstandjes?
A
naar iemand kijken
B
tegen iemand opkijken
C
iets van heel hoog bekijken
D
dingen die heel handig of kunstig gemaakt zijn

Slide 10 - Quiz

Wat betekent: noodzakelijk?
A
er is een noodgeval
B
absoluut nodig
C
het is niet nodig
D
het gemiddelde

Slide 11 - Quiz

Wat betekent: het onderdeel?
A
het geheel
B
tegen iemand opkijken
C
het gedeelte
D
groter worden

Slide 12 - Quiz

Wat betekent: passeren?
A
naast iemand staan
B
voorbij gaan
C
met grote passen lopen
D
achter iemand staan

Slide 13 - Quiz

Wat betekent: tegelijk?
A
verdelen over de mensen
B
na elkaar gebeuren
C
tegen elkaar strijden
D
op hetzelfde ogenblik

Slide 14 - Quiz

Wat betekent: verbinden?
A
trouwen met elkaar
B
een telefoonverbinding krijgen
C
aan elkaar vastmaken
D
iets losmaken

Slide 15 - Quiz

Wat betekent: de gulden middenweg?
A
een gouden voorwerp
B
de oplossing die voor iedereen het beste is
C
in het midden lopen op de weg
D
de weg niet kunnen vinden

Slide 16 - Quiz

Wat betekent: iemand op het rechte pad brengen?
A
ervoor zorgen dat iemand geen verkeerde dingen meer doet
B
de weg vragen als je verdwaald bent
C
de weg vertellen tegen iemand die dat niet weet
D
rechtdoor lopen op een recht pad

Slide 17 - Quiz