Persoonsvorm verleden tijd: zwakke werkwoorden

WELKOM!
LEG JE BOEK ALVAST OP BLZ. 242.
BEGIN DAARNA MET LEZEN.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WELKOM!
LEG JE BOEK ALVAST OP BLZ. 242.
BEGIN DAARNA MET LEZEN.

Slide 1 - Slide

Blz 254: Pvtt
Lesdoel: 
Je kunt de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd correct spellen.

Slide 2 - Slide

Zwakke werkwoorden
Veranderen niet van klank in de verleden tijd.
klop-klopte
ren-rende

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd
met zwakke werkwoorden?  


Zwakke werkwoorden: 

  • Enkelvoud-> stam + de: ik/jij/hij/zij/het gooide
  • Meervoud -> stam + den: wij/jullie/zij gooiden
  • Enkelvoud -> stam + te : ik/jij/hij/zij/het stopte
  • Meervoud -> stam + ten: wij/jullie/zij stopten

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd
met zwakke werkwoorden?  


Hoe weet je of je in de vt –te(n) moet schrijven of juist – de(n)? 

  • Schrijf stam + te(n) als de stam eindigt op een medeklinker uit eindigt op een medeklinker uit
    ’T (e)X-K(o)FSCH(i)P 

Slide 5 - Slide

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
Zij verbazen zich erover.

Slide 6 - Open question

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
Het kind proeft het ijsje.

Slide 7 - Open question

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
Zij raden het antwoord.

Slide 8 - Open question

Hoe goed kun je nu de pv in de vt spellen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Maken=huiswerk
Blz. 242
Opdracht 1.1, 2, 3, 5.
Succes!

Slide 10 - Slide

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
Zij storten het zand in de kuil.

Slide 11 - Open question

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
De koeien grazen in de wei.

Slide 12 - Open question