Nederland 1848-1914; 1.3 Een verzuilde samenleving

Nederland van 1848 tot 1914
1.3 Een verzuilde samenleving
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederland van 1848 tot 1914
1.3 Een verzuilde samenleving

Slide 1 - Slide

Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 2 - Quiz

Hoe heet het als er maar een beperkte groep mag stemmen?

Slide 3 - Open question

Onschendbaarheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Koning is niet verantwoordelijk voor politiek
C
Koning mag niets zeggen
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 4 - Quiz

Land met volksvertegenwoordiging is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 5 - Quiz

Wie heeft de wetgevende macht?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters

Slide 6 - Quiz

Recht van interpellatie heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 7 - Quiz

Recht van initiatief heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 8 - Quiz

De regering is:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en staatssecretarissen

Slide 9 - Quiz

Noem een klassiek grondrecht

Slide 10 - Open question

Troelstra is:
A
Communist
B
Sociaal-Democraat

Slide 11 - Quiz

Wat is géén sociale wet gekomen door de sociale kwestie?
A
Kinderwetje van Van Houten
B
Ongevallenwet
C
Woningwet
D
Vrijheid van vergaderingwet

Slide 12 - Quiz

Welke drie politieke stromingen waren er in de 19e eeuw?

Slide 13 - Mind map

Nederland van 1848 tot 1914
1.3 Een verzuilde samenleving

Slide 14 - Slide

Politieke stromingen
  1. Liberalen
  2. Confessionelen 
    Protestanten & Katholieken
  3. Socialisten

Slide 15 - Slide

Liberalen
  • Rijke burgers, eerste politici
  • Thorbecke
  • Politieke partij: Liberale Unie.
  • Overheid moet zich zo min mogelijk met het land bemoeien, alleen zorgen voor veiligheid. Zeker niet met de economie.

Slide 16 - Slide

Confessionelen
  • Twee stromingen: Katholieken en protestanten.
  • Beleid moet zijn volgens christelijke leer.
  • Beiden willen dat overheid ook bijzondere scholen (christelijke scholen) betaald.
  • Beiden zijn tegen socialisten en revolutie.

Slide 17 - Slide

Protestanten
  • Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
  • Abraham Kuyper, 
  • Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
  • Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.  

Slide 18 - Slide

Katholieken
  • RKSP & KVP
  • Herman Schaepman
  • Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het Zuiden). Willen zelfde rechten als protestanten.

Slide 19 - Slide

Socialisten
  • SDAP
  • Pieter Jelles Troelstra
  • Opkomen voor fabrieksarbeiders.
  • Gelijkheid

Slide 20 - Slide

Schaepman is een?
A
Confessioneel
B
Liberaal
C
Socialist

Slide 21 - Quiz

Abraham Kuyper is een?
A
Confessioneel
B
Liberaal
C
Socialist

Slide 22 - Quiz

SDAP is een ... partij
A
Confessionele
B
Liberale
C
Socialistische

Slide 23 - Quiz

Verzuiling
  • Politieke stromingen zijn ook in gewone leven van grote invloed:
  • Verzuiling: iedereen leeft binnen zijn eigen groep.
  1. Protestanten
  2. Katholieken
  3. Socialisten
  4. Neutralen (liberalen etc).

Slide 24 - Slide

Sociale Wetten
  • Liefdadigheid alleen is niet genoeg om armen te helpen. 
  • Overheid moet ingrijpen in deze situatie, maar hoe? =Sociale Kwestie.

Slide 25 - Slide

Caoutchouc-artikel
  • In 1887 wordt het kiesrecht uitgebreid. Nu mogen alle volwassenen stemmen die 'hiervoor geschikt zijn'.
  • Hierdoor zijn er vanaf dit moment veel politici die met argumenten de kiesdrempel lager maakt.
  • Caoutchouc = rubber (is ook in vormen te kneden).

Slide 26 - Slide

SDAP wordt opgericht door ...? (alleen achternaam invoeren)

Slide 27 - Open question

Troelstra is een:
A
Communist
B
Sociaal-Democraat

Slide 28 - Quiz

Sociale Kwestie is:
A
Er is armoede
B
Armoede moet opgelost worden door geld geven
C
Nadenken over hoe armoede opgelost kan worden

Slide 29 - Quiz

Noem één sociale wet:

Slide 30 - Open question

ARP is een .. partij
A
Confessionele
B
Liberale
C
Socialistische

Slide 31 - Quiz

Caoutchouc betekent:

Slide 32 - Open question

Caoutchouc artikel werd ingevoerd in:
A
1848
B
1887
C
1914
D
1918

Slide 33 - Quiz

Na deze paragraaf ken je/kun je
  • Deelvraag: Waarom en hoe raakte de samenleving verdeeld in vier zuilen?
  • Begrippen: Confessionelen, liberalen, socialisten, verzuiling, caoutchouc artikel.
  • Van elke politieke stroming tenminste één leider + partij kunnen noemen (van Confessionelen 2).
  • Gevolgen Chaoutchouc artikel kunnen noemen. Hiermee de vaagheid en mogelijkheden voor politici uitleggend.
  • Personen: Troelstra, Kuyper, Schaepman, Thorbecke

Slide 34 - Slide