Conjunctuur

Conjunctuur
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Conjunctuur

Slide 1 - Slide

Conjuncturele werkeloosheid
Het teruglopen van de vraag zorgt voor deze werkloosheid.

Slide 2 - Slide

Bestedingsevenwicht
De effectieve vraag is gelijk aan de productiecapaciteit

Slide 3 - Slide

Conjunctuur
Schuin oplopende lijn = Trend
De effectieve vraag kringelt om deze lijn( nationaal product of - inkomen)
Bestedingen omhoog--> opgaande conjunctuur (economisch herstel.


Slide 4 - Slide

Conjunctuur
Economisch herstel--> overbesteding
Nationaal product daalt-->krimp (recessie)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Consumenten kopen minder goederen en diensten
A
De conjunctuur verbetert zich
B
De conjunctuur verzwakt nog meer
C
De conjunctuur blijft hetzelfde
D
De conjunctuur is in een recessie terecht gekomen.

Slide 7 - Quiz

Hoe zou je laag conjunctuur ook kunnen noemen?
A
Economische crisis
B
Recessie
C
Dipje
D
Dieptepunt

Slide 8 - Quiz

Zorgt laagconjunctuur voor tijdelijke of structurele werkeloosheid?
A
Tijdelijk
B
Structurele

Slide 9 - Quiz

Hoe verzwakt een laag consumentenvertrouwen de conjunctuur?
A
Consumenten gaan veel besteden
B
Consumenten houden extra geld achter de hand

Slide 10 - Quiz

Twee beweringen over de conjunctuur.
I. Bij onderbesteding is er meer inflatie.
II. Bij overbesteding is er conjuncturele werkloosheid.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 11 - Quiz

Twee visies
Klasieken
Keynes

Slide 12 - Slide

Klassieken (loon = kosten)
Werkloosheid bestrijden door loonkosten te verlagen (Adam Smith, 1779)
lonen          -> prijzen          -> internationale concurrentiepositie          -> export         -> productie              -> werkgelegenheid 

omlaag
omhoog
omhoog
omhoog
omhoog

Slide 13 - Slide

Klassieken
Theorie kan effectief zijn bij onderbesteding in een land en in het buitenland niet. Levert dit geen concurrentievoordeel op, dan schadelijk voor economie (erger)

Slide 14 - Slide

De theorie van Keynes
loon = koopkracht

Slide 15 - Slide

Keynes, loon = koopkracht

  • Loondaling in laagconjunctuur lost de werkeloosheid niet op.
  • Koopkracht neemt af--> daling effectieve vraag (productie)
  • Werkloosheid stijgt
  • Land in neerwaartse spiraal

Slide 16 - Slide

Keynes
  • Engels econoom
  • boek: De algemene theorie over werkgelegenheid, rente en geld
  • Grondlegger: keynesiaanse economie
  • Economisch beleid bij crisis: Overheid moet ingrijpen

Slide 17 - Slide

Keynes
  • Lonen moeten omhoog
  • Overheid moet ingrijpen en zorgen voor extra vraag als de bestedingen van particulieren achter blijven
  • Overheid kan: 1. bestedingen  van de overheid zelf veranderen.
  • 2. particulieren moeten meer of minder besteden (Belastingen, soc. premies en overdrachten

Ook de centrale bank van een land kan de economie stimuleren door de rente te verlagen -> 

Slide 18 - Slide

Multiplier effect (kettingreactie)
situatie van overbesteding->
overheid wil economie afremmen door bestedingen (O) te verlagen en/of belastingen (B) te verhogen ->
afname van effectieve vraag ->
daling van productie -> afname werkgelegenheid -> nationaal inkomen (Y) daalt - > consumptie van gezinnen (C) daalt -> investeringen bedrijven (I) dalen -> productie daalt, etc.etc.

Slide 19 - Slide

En andersom natuurlijk
situatie van onderbesteding
overheid vergroot haar uitgaven -> effectieve vraag stijgt -> productie stijgt -> nationaal inkomen stijgt -> consumptie stijgt -> effectieve vraagt stijgt -> etc. etc.

Slide 20 - Slide

Multipliereffect

Slide 21 - Slide

3. Keynesiaans model
  • 'De overheid moet ingrijpen als het slecht gaat met de economie.'
  • Als het goed gaat moet de overheid  juist ' achterover leunen' .

Slide 22 - Slide

Basismodel Keynes totaal

Slide 23 - Slide

Twee beweringen.
I. Volgens Keynes zijn gedurende een laagconjunctuur door marktwerking de lonen en prijzen niet star.
II. Volgens de Klassieken zal tijdens een laagconjunctuur stimulering van de vraag de productie op lange termijn verhogen.



A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 24 - Quiz

Welke rij economen worden gezien klassieke economen?
A
Adam Smith, David Ricardo, Jean Baptiste Say en John Stuart Mill.
B
Adam Smith, Alfred Walras, Thomas Malthus en David.Ricardo.
C
Adam Smith, Thomas Malthus, Jules Dupuit en David Ricardo.
D
Adam Smith, Thomas Malthus, John Stuart Mill en Léon Walras.

Slide 25 - Quiz


5. Twee beweringen.
I. Op korte termijn bepaalt de productiecapaciteit de productie en het inkomen.
II. Als de bestedingen lager zijn dan de productiecapaciteit, spreken we van onderbesteding.


A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
beide zijn fout

Slide 26 - Quiz

Bij overbesteding zal er ook sprake zijn van...
A
Hoge werkloosheid
B
Lage werkloosheid

Slide 27 - Quiz

Einde

Slide 28 - Slide