Hoofdstuk 2: Klassieken en Keynes

Hoofdstuk 2: Klassieken en Keynes
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2: Klassieken en Keynes

Slide 1 - Slide

Klassieke economen (=aanbod)
Klassieken: loon = kosten
Adam Smith is de grondlegger van de klassieke theorie. Nadruk op prijs- marktmechanisme.
'Invisible hand' --> Economie komt vanzelf in evenwicht. Teveel arbeid zorgt vanzelf voor lagere lonen.
Klassieken beredeneren vanuit de aanbodkant van de economie.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Aanbodkant (Structuur economie)
Centraal bij de aanbodzijde van de economie staat de productiecapaciteit en de concurrentiepositie.
Bij het bestuderen van de structuurkant van de economie kijken we naar alle factoren die van invloed zijn op de omvang en de kwaliteit van het productieproces. 
Productiefactoren; Natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap

Slide 4 - Slide

Keynes
Benadert de economie vanuit de Vraagkant. Loon = koopkracht

Meer vraag naar arbeid is hoger loon --> Meer EV (C), meer productie, nog meer vraag --> Nog meer werkgelegenheid

Slide 5 - Slide

Maken: 2.1 t/m 2.7

Slide 6 - Slide

Een economische crisis moet worden aangepakt door de lonen te verhogen. Deze uitspraak past bij
A
de Klassieken
B
Keynes

Slide 7 - Quiz

Ten tijde van een economische crisis moet de overheid ingrijpen. Deze uitspraak past bij
A
de Klassieken
B
Keynes

Slide 8 - Quiz

Klassiek en Keynes
Krappe arbeidsmarkt --> Lonen gaan omhoog
Klassiek: arbeid is minder rendabel, vraag naar arbeid daalt, werkloosheid stijgt
Lonen stijgen, prijzen stijgen, export daalt, productie daalt, wl stijgt
Keynes: lonen stijgen, mensen besteden meer --> productie stijgt --> werkloosheid daalt

Slide 9 - Slide

Overheidsingrijpen
Volgens Keynes moet de overheid ingrijpen om een negatieve spiraal te doorbreken. De overheid kan de bestedingen op 2 manieren beinvloeden 
- door zelf meer te besteden (O omhoog)
- door ervoor te zorgen dat particulieren meer gaan besteden, door bijvoorbeeld een belastingverlaging (B omlaag)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Rente
Bestedingen kunnen ook worden beïnvloed door renteverandering.
rente omhoog: dan sparen aantrekkelijk en lenen onaantrekkelijk --> bestedingen naar beneden

rente omlaag: sparen onaantrekkelijk, lenen aantrekkelijk --> bestedingen omhoog, EV omhoog

Slide 12 - Slide

Opdrachten hfst 2
2.1 t/m 2.11

Slide 13 - Slide

Vraag 2.11
Overheidsuitgaven stijgen --> EV stijgt --> Productie stijgt  --> Inkomen stijgt --> Consumptie stijgt --> EV stijgt --> enz

De overheidsuitgaven zorgen voor een stijging van Y, maar dit zal in de toekomst alleen maar groter worden door stijging C = Multipliereffect 

Slide 14 - Slide

Inverdieneffect
Door de extra uitgaven gaan mensen uiteindelijk meer BTW betalen over consumptie, maar ook loonbelasting en bedrijven winstbelasting. De overheid verdient dus iets terug door een eigen investering

= Inverdieneffect

Slide 15 - Slide

Overheidssaldo
In periodes van onderbesteding moet overheid volgens Keynes de economie stimuleren. Dit kan door of zelf meer te besteden of de belastingen te verlagen.

Wat heeft dit voor gevolgen voor het overheidssaldo?

Slide 16 - Slide

In een periode van onderbesteding gaat de overheid de belasting verlagen. Het overheidssaldo:
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 17 - Quiz

In periodes van onderbesteding moet overheid volgens Keynes de economie stimuleren. De overheid gaat de economie stimuleren door zelf te besteden
Leg uit wat de gevolgen zijn voor het overheidssaldo?

Slide 18 - Open question

Bestedingsevenwicht
De bestedingen zijn net zo hoog als de hele productiecapaciteit. Dus: De effectieve vraag = productiecapaciteit
Zolang bestedingsevenwicht niet is bereikt moet overheid volgens Keynes bijsturen. 
Onderbesteding? = Stimuleren!!
Overbesteding? = Remmen

Slide 19 - Slide

Herhaling: krappe arbeidsmarkt
Veel vraag naar arbeid t.o.v. het aanbod.
Veel vacatures
Voor bedrijven lastig om personeel te vinden. Vaak tijdens een hoogconjunctuur

Gevolgen: lonen gaan omhoog

Slide 20 - Slide

Vragen van hfst 2
2.8 t/m 2.14 + 2.22 en 2.23

Slide 21 - Slide