Toetsweek 2 + par 5.1

Voorbereiding toetsweek 2
+
Paragraaf 5.1
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorbereiding toetsweek 2
+
Paragraaf 5.1

Slide 1 - Slide

Wat is een balans?
A
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen op een bepaald moment weer
B
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen over een bepaalde periode weer
C
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten op een bepaald moment
D
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode

Slide 2 - Quiz

Wat gebeurt er met de winst of verlies op de resultatenrekening?
A
Er gebeurt niks mee
B
De winst of verlies gaat naar het eigen vermogen
C
De winst of verlies gaat naar de bank

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

Vaste kosten zijn:
A
Kosten die afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
B
Kosten die niet afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
C
Kosten die afhangen van de omvang van de omzet.

Slide 5 - Quiz

Variabele kosten zijn:
A
kosten die niet veranderen met de drukte in het bedrijf
B
kosten die wel veranderen met de drukte in het bedrijf

Slide 6 - Quiz

Geef aan of het  gaat om vaste of een variabele kosten. 







Vaste kosten
Variabele kosten
Verzendkosten
Reclame
Huur
Verzekering
Ingredienten

Slide 7 - Drag question

Als een evenementenorganisatie break-even draait, dan:
A
zijn alle kosten terugverdiend en heeft ze ook nog winst gemaakt
B
heeft ze verlies geleden
C
zijn alle kosten gedekt

Slide 8 - Quiz

Het bedrag zonder btw is € 25,00.
De btw is 21%. Hoeveel is het bedrag inclusief btw?

Slide 9 - Open question

Bereken de prijs exclusief btw.
prijs inclusief btw € 29,95 (btw 21%)
Hoeveel is de btw?

Slide 10 - Open question


21% BTW?



9% BTW?

Slide 11 - Drag question

Debet (activa) zijn:
A
Schulden
B
Bezittingen
C
Kas
D
Bank

Slide 12 - Quiz

Maken een foto van iets in de kamer waar jij nu bent dat een activa kan zijn voor een onderneming

Slide 13 - Open question

Welke omschrijving is juist en welke is onjuist? 
Sleep naar het juiste onderdeel
Juist
Onjuist

Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinst
Omzet – inkoopwaarde = brutowinst
Brutowinst = nettowinst + bedrijfskosten
Omzet – nettowinst = bedrijfskosten

Slide 14 - Drag question

Kosten en opbrengsten komen op de....?
A
balans
B
resultatenrekening

Slide 15 - Quiz

Oefenen
Maak de oefening paragraaf 5.1 in teams. 
Deze doen we om 12:00 klassikaal bespreken. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide