H3 Oorzaken van Criminaliteit + H4 Nederland is een rechtsstaat

Criminaliteit
 H3 Oorzaken van criminaliteit 
 
 


1 / 40
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Criminaliteit
 H3 Oorzaken van criminaliteit 
 
 


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
Les 1: Hoofdstuk 3 Oorzaken van criminaliteit
Les 2: Hoofdstuk 4 Nederland is een rechtstaat
Les 3: Herhaling en huiswerk
Les 4: Samenvatting H 3 en H 4 
 
 


Slide 2 - Slide

This item has no instructions



Criminaliteit


H3 Oorzaken van criminaliteit

Leerdoelen van deze les: 
  • Je kent de factoren die de kans op criminaliteit vergroten of verkleinen.
  • Je kan de zes theorieën over crimineel gedrag beschrijven en herkennen.
  • Je kent de begrippen van H3

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Is crimineel gedrag iemands eigen keuze?
Wat vind jij? 
Is crimineel gedrag iemands eigen keuze? 
Ja
Nee

Slide 4 - Poll

This item has no instructions

Risicofactoren
De kans op het ontwikkelen van strafbaar gedrag neemt toe als kinderen te kampen hebben met een opeenstapeling van elkaar versterkende risicofactoren:
  • psychische of gedragsproblemen (aangeboren)
  • een onveilige opvoeding
  • foute vrienden / groepsdruk
  • alcohol- en drugsgebruik

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Beschermende factoren
Beschermende factoren zorgen voor een kleinere kans op crimineel gedrag. Voorbeelden van beschermende factoren:

  • het hebben van een baan / het volgen van onderwijs
  • relaties hebben 
  • onderdeel zijn van een hecht gezin
  • hebben van goede sociale vaardigheden 
vaardigheden om met andere mensen om te gaan en te communiceren

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Omstandigheden die de kans op criminaliteit vergroten. Hoe noemen we die?
A
gevaarkans
B
pakkans
C
natuurlijke aanleg
D
risicofactoren

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Situatie: 
Pim heeft heel veel moeite om zich te beheersen, hij wordt snel agressief en heeft geen 'rem.' 
Vorige week heeft hij een overval gepleegd. 

Slide 8 - Slide

In de volgende slide komt er een vraag over deze situatie. 

Welke risicofactor kwam in de
situatie van vorige slide het
meest naar voren?
Welke risicofactor kwam in de situatie van vorige slide het meest naar voren?
A
Psychische- of gedragsproblemen
B
Een onveilige opvoeding
C
Problematisch drank- of drugsgebruik
D
Foute vrienden of groepsdruk

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

0

Slide 10 - Video

*Leuk filmpje! Misschien kan je nog een vraag toevoegen, zodat ze extra opletten? Bijvoorbeeld bij de eerste jongen dat hij met zn vrienden meeging en alleen op de uitkeek. Of hij dan ook schuldig is? Of denk je dat hij dat zelf graag wilde of deed die dat omdat die met zijn vrienden mee wilde doen?
Op welke manier kunnen foute vrienden een risicofactor zijn voor het vertonen van crimineel gedrag?
Op welke manier kunnen foute vrienden een risicofactor zijn voor het vertonen van crimineel gedrag?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Individuele
oorzaken
Maatschappelijke
oorzaken
Gebrekkige opvoeding-
Aangeboren eigenschappen
Groepsdruk
Gedrags-problemen
Belang van leerprocessen
Anonieme samenleving
Ongestraft laten van criminaliteit
Veranderend normen- en waardenbesef

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Aan de slag! 
Pagina 36
 
 


timer
4:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Theorieën om criminaliteit te verklaren: 
  1. Aangeleerd-gedragtheorie
  2. Bindingstheorie
  3. Anomietheorie
  4. Rationele-keuze-theorie
  5. Etikettentheorie
  6. Neutraliseringstheorie

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aangeleerd-gedragtheorie
Wanneer mensen in je omgeving, bijvoorbeeld vrienden of je ouders,  crimineel gedrag vertonen, is de kans groter dat jij dat ook gaat doen.

Sutherland (Amerikaans socioloog)  bewees dat ‘brave jongeren’ door foute vrienden eerder crimineel werden.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Bindingstheorie
Mensen hebben bindingen met allerlei mensen. Bijvoorbeeld met familie, partner, vrienden en collega’s >  Omdat je je omgeving niet teleur wilt stellen, ben je minder snel geneigd crimineel gedrag te vertonen.

Mensen die weinig/geen bindingen hebben vertonen gemiddeld vaker crimineel gedrag.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Rationele-keuzetheorie  
  • Criminelen wegen de risico's af > ratio = denken
-Hoeveel bewaking is er?
-Hoe groot is de kans dat ik gepakt word?
+Hoeveel levert het op aan geld of spullen?

    Gelegenheid maakt de dief! 
Een laptop ligt voor het raam dat open staat of een fiets die niet op slot staat

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Etikettentheorie 

Deze theorie stelt dat wanneer de omgeving het etiket 'crimineel' op een persoon drukt, die persoon zich hier ook naar gaat gedragen.

  • Vooroordelen  "Marokkanen zijn criminelen" 
  • Etiketten  "Eens een dief, altijd een dief"     
Aantekening voor het examen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Anomietheorie
In de westerse maatschappij is je maatschappelijke positie belangrijk. 

Volgens de Amerikaanse socioloog Merton zullen sommige mensen de criminaliteit in te gaan om dure spullen te komen en  zo rijk en succesvol te lijken. 


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Neutraliseringstheorie

Deze theorie stelt dat crimineel gedrag bij jongeren vaak onder groepsdruk gebeurd, waardoor het slechte gedrag wordt ontkend of goedgepraat.

"Ik weet wel dat het verkeerd is maar Iedereen deed het....."
"Het is maar een bushokje... wat maakt dat nou uit"
"Iedereen doet dat...!"
"Ze lokte het zelf uit..."
 

Aantekening voor het examen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.
Bij welke theorie hoort deze situatie?
Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.      
Bij welke theorie hoort deze situatie?
A
Etikettentheorie
B
Bindingstheorie
C
Neutraliseringstheorie
D
Anomietheorie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions


Situatie: Timo heeft geen
goede relatie met zijn ouders, daarom is hij 's avonds
veel alleen buiten en is hij
crimineel gedrag gaan vertonen.
Situatie: Timo heeft geen goede relatie met zijn ouders. Daarom is hij 's avonds veel alleen buiten en is hij crimineel gedrag gaan vertonen. 
A
Anomietheorie
B
Aangeleerd-gedragtheorie
C
Rationele-keuze-theorie
D
Bindingstheorie

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag! 
Pagina 34 en 35 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Criminaliteit

H4 Nederland is een rechtsstaat
 


Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Planning
Les 1: Hoofdstuk 3 Oorzaken van criminaliteit
Les 2: Hoofdstuk 4 Nederland is een rechtstaat
Les 3: Herhaling en huiswerk
Les 4: Samenvatting H 3 en H 4 
 
 


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen/bouwstenen
 
  • Wat is een rechtsstaat?
  • Hoe wordt de macht  van de overheid beperkt?
  • Wat zijn de problemen van onze rechtsstaat? 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

4.1 Wat is een rechtsstaat? 
Een rechtsstaat is een land waar de rechten en plichten van burgers en de overheid in de wet zijn vastgelegd.
  • De overheid mag optreden als jij de wet overtreed = rechtshandhaving.
  • Burgers worden beschermd tegen willekeur en te grote overheidsmacht = rechtsbescherming.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken van de rechtsstaat:
1. Er is een grondwet
2. De burgers hebben grondrechten (zoals Artikel 1)
3. De overheid moet zich ook aan de wet houden 
(legaliteitsbeginsel)
- er is rechtszekerheid (je weet wat voor straf je krijgt)
- rechtsgelijkheid (iedereen wordt hetzelfde behandeld)
4. Er zijn onafhankelijke rechters 
5. Het land is een democratie (het volk heeft de macht)

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

De Trias Politica

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Trias politica - scheiding der machten


  1. Wetgevende macht (wetten maken)
  2. Uitvoerende macht (dagelijks bestuur)
  3. Rechterlijke macht (rechtspraak)


Bedacht tijdens de Franse Revolutie 

Doel: machtsmisbruik te voorkomen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Wetgevende macht
  • Regering en parlement maken wetten waar iedereen zich aan moeten houden
  • De  Gemeenetraad kan op lokaal niveau regels opstellen.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

De uitvoerende macht



De uitvoerende macht zorgt ervoor dat wetten worden uitgevoerd en nageleefd. De ministers zijn hiervoor verantwoordelijk

Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie werken samen met de minister van Veiligheid en Justitie om strafbare feiten op te sporen en te vervolgen.
vervolgen
een verdachte voor de rechter brengen.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Rechterlijke macht
  • Beoordeeld of wetten goed worden nageleefd.
  • Rechters zijn onafhankelijk en onpartijdig.
  • Overheid moet zich ook aan de wet houden.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

  • De overheid heeft in een rechtsstaat de taak heeft om
de orde te handhaven (rechtshandhaving),
  •  maar ook om onze rechten te beschermen (rechtsbescherming). Soms botsen deze taken met elkaar

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Dilemma van de rechtsstaat 
Politie verwacht veel criminaliteit bij een doelgroep
en gaat die dan anders behandelen
- Vooroordelen
- Etnisch profileren
- Gebrek aan kennis
- Verschil in inkomen, opleiding, scholing en cultuur

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag! 


Uitleg H3 Oorzaken van criminaliteit en H4 Nederland is een rechtsstaat

Lezen: H3 en H4 
Maken: Pagina 46 en 47 

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Video

This item has no instructions