Der die das uitleg + vragen

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

De lidwoorden; der, die, das

Wat is der, die, das?

Der, die, das

Der, die, das zijn de lidwoorden in het Duits.

In het Nederlands zijn het de woorden de en het.

Wanneer gebruik je welk lidwoord?

Der

Die

Das

Mannelijk

Vrouwelijk

Onzijdig

Der, die, das

Der = mannelijk

Die = vrouwelijk

Das = onzijdig 

Die = meervoud

Der

Mannelijke zelfstandige naamwoorden:

mannelijke personen en dieren 

bijvoorbeeld: der Vater, der Stier

Die

Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden:

vrouwelijke personen en dieren 

 bijvoorbeeld: die Tante, die Kuh

de meeste woorden die eindigen op een -e

bijvoorbeeld: die Tasche, die Schule

Das

Onzijdige zelfstandige naamwoorden:

de meeste woorden waarvan het lidwoord in het Nederlands 'het' is

bijvoorbeeld: das Haus, das Hotel

verkleinwoorden

bijvoorbeeld: das Mädchen

Let op!

'Het' woorden zijn vaak das. (Het meisje, het huis)

Woorden die eindigen op een -e zijn vaak die. (Die Schule)

Mann (man)

1. Der
2. Die
3. Das

Frau (vrouw)

1. Der
2. Die
3. Das

Haus (huis)

1. Der
2. Die
3. Das

Mädchen (meisje)

1. Der
2. Die
3. Das

Mann (man)

1. Der
2. Die
3. Das

Kuh (koe)

1. Der
2. Die
3. Das

Kinder (kinderen)

1. Der
2. Die
3. Das

Lehrerin (docente)

Stier (stier)

Weihnachtsmann (kerstman)

Hotel (hotel)

Tante (tante)

Jahr (jaar)

Verwandten (familieleden)